ECLI:NL:RBZWB:2023:8910
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling bij intrekking beroep na vernietiging naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, met zaaknummer BRE 22/5788. De belanghebbende had bezwaar aangetekend tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting, welke door de heffingsambtenaar op 21 november 2022 ongegrond was verklaard. Na de vernietiging van de naheffingsaanslag door de heffingsambtenaar op 16 maart 2023, trok de belanghebbende zijn beroep in, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dit verzoek. De heffingsambtenaar stelde dat er 1 punt voor de bezwaarfase en 1 punt voor de beroepsfase kon worden toegekend, met een wegingsfactor van 0,5.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, waardoor het verzoek om proceskostenveroordeling kennelijk gegrond was. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 714,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.
De rechtbank heeft ook de aanspraak van de belanghebbende op vergoeding van rente gehonoreerd, waarbij is bepaald dat wettelijke rente gaat lopen indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet binnen vier weken na de uitspraak wordt betaald. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.