ECLI:NL:RBZWB:2023:8908
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep
Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak BRE 22/5700, waarin belanghebbende, een inwoner van Breda, in beroep ging tegen een naheffingsaanslag parkeerbelasting die door de heffingsambtenaar van de gemeente Breda was opgelegd. Na het indienen van bezwaar, dat door de heffingsambtenaar ongegrond werd verklaard, heeft belanghebbende beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft op 16 maart 2023 de naheffingsaanslag vernietigd, waarna belanghebbende zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft aangegeven dat er 2 punten voor de bezwaarfase en 1 punt voor de beroepsfase kunnen worden toegekend, met een wegingsfactor van 0,5. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek om proceskostenvergoeding kennelijk gegrond is en heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van € 714,50 aan proceskosten. Daarnaast is bepaald dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft ook de aanspraak van belanghebbende op vergoeding van rente gehonoreerd, voor het geval de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet tijdig wordt betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.