8.3.Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ. De heffingsambtenaar had belanghebbende in de bezwaarfase moeten voorzien van de gevraagde informatie en dat heeft hij niet gedaan. Schending van artikel 40 van de Wet WOZ leidt op zichzelf niet direct tot een vernietiging van de uitspraak op bezwaar. In beroep heeft de heffingsambtenaar het gebrek hersteld. De rechtbank passeert dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Vanwege de toepassing van artikel 6:22 van de Awb ziet de rechtbank aanleiding de heffingsambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep heeft moeten maken.
Of en in hoeverre de heffingsambtenaar met het herstellen van het gebrek de door hem verdedigde waarde aannemelijk heeft gemaakt, komt hieronder in deze uitspraak aan de orde.
Onderbouwing van de WOZ-waarde
9. De heffingsambtenaar heeft een gecertificeerd WOZ-taxateur ingeschakeld die de woning heeft getaxeerd en een inpandige opname van de woning heeft uitgevoerd. De taxateur heeft de woning getaxeerd door middel van vergelijking van de woning met verkoopprijzen van woningen die omstreeks de waardepeildatum zijn verkocht. De mate waarin de woningen onderling van elkaar verschillen, heeft de taxateur tot uiting laten komen in de waardeberekening. Deze is inzichtelijk gemaakt door middel van een cijfermatig overzicht (de matrix). Als vergelijkingsobjecten voor de woning heeft de heffingsambtenaar [adres 2] en [adres 3] en [adres 4] , allen gelegen te [plaats] gebruikt. Uit de taxatie volgt een waarde van € 187.000.
Zijn de vergelijkingsobjecten voldoende vergelijkbaar met de woning?
10. De rechtbank acht de gebruikte referentiewoningen wat betreft uitstraling, ligging, bouwjaar, inhoud en oppervlakte voldoende vergelijkbaar met de woning. De referentiewoningen zijn bovendien voldoende dichtbij de waardepeildatum, namelijk binnen één jaar daarvoor of daarna, verkocht. De rechtbank concludeert dat de referentiewoningen in beginsel kunnen dienen ter onderbouwing van de WOZ-waarde van de woning.
Heeft de heffingsambtenaar voldoende rekening gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten?
11. De heffingsambtenaar heeft voldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze rekening is gehouden met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning. Bij het bepalen van de waarde is rekening gehouden met een indexering van de verkoopprijzen naar de waardepeildatum.
Belanghebbende geeft aan dat vergelijkingsobject [adres 2] goed onderhouden is en niet goed vergelijkbaar is met de woning omdat het niveau van de woning matig is, gelet op de gedateerde voorzieningen, het gebrek aan isolatie en het ontbreken van een Cv-installatie. De rechtbank maakt uit het door de heffingsambtenaar overgelegde taxatieverslag op dat de onderhoudstoestand van [adres 2] vergelijkbaar is met die van de woning. Belanghebbende heeft onvoldoende onderbouwd dat dit anders is.
Wat betreft de gehanteerde KOUDV-factoren heeft de heffingsambtenaar ter zitting verklaard dat de KOUDV-factoren afhankelijk zijn van de gekozen vergelijkingsobjecten en dus niet zelfstandig moeten worden bepaald. De taxateur heeft echter verklaard dat de woning zelfstandig is beoordeeld, maar wel ten opzichte van de referenties. Dit verschil in de gegeven toelichting wil naar het oordeel van de rechtbank niet zeggen dat de gehanteerde KOUDV-factoren onjuist zijn. Kwaliteit en doelmatigheid gaan over het hele complex en is dus voor alle in dat complex aanwezige appartementen hetzelfde. Ook de ligging is voor alle appartementen nagenoeg gelijk. Voor de onderhoudstoestand en de voorzieningen van de woning heeft de taxateur een KOUDV-factor 2 gehanteerd, wat aansluit bij de toestand van de woning. Naar het oordeel van de rechtbank volgt hieruit dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten.
Verder heeft de heffingsambtenaar ter zitting verklaard dat de oppervlakte van de woning, en de vergelijkingsobjecten, in de beroepsfase is bepaald aan de hand van de bouwtekeningen. Om die reden is de oppervlakte ten opzichte van de in de bezwaarfase gebruikte oppervlakte gewijzigd.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de waarde van de woning voor het belastingjaar 2021 niet te hoog vastgesteld.
Immateriële schadevergoeding
13. Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn. De in aanmerking te nemen termijn is aangevangen op 2 maart 2021, zijnde de datum waarop het bezwaarschrift is ontvangen. Nu de rechtbank uitspraak doet op 19 december 2023, zijn sindsdien 34 maanden verstreken. Aangezien de redelijke termijn als uitgangspunt twee jaar bedraagt, is de redelijke termijn met afgerond 10 maanden overschreden.