In deze zaak heeft eiseres, een B.V. uit [plaats], op 6 maart 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor de uitbreiding van een varkenshouderij aan de [adres] in [plaats]. De aanvraag omvatte het uitbreiden van het aantal dieren en het realiseren van emissiearme stalsystemen. Het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom heeft deze omgevingsvergunning op 18 november 2021 geweigerd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 6 januari 2023 door de rechtbank gegrond werd verklaard, waardoor het besluit van 18 november 2021 werd vernietigd. Eiseres heeft vervolgens op 22 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit op haar aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 behandeld. Eiseres was vertegenwoordigd door haar gemachtigde, mr. L.A. Pronk, en het college door mr. J. van den Berg. De rechtbank oordeelt dat het college niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, aangezien de beslistermijn van zes maanden na de eerdere uitspraak op 11 juli 2023 verstreken was. Eiseres heeft het college op 13 juli 2023 in gebreke gesteld, waarna de termijn voor het indienen van beroep is verstreken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college niet onwillig is om op de aanvraag te beslissen, maar dat er onzekerheid bestaat over de noodzaak van een natuurvergunning in verband met de Wet natuurbescherming. De rechtbank heeft besloten dat het college binnen zes maanden na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens heeft de rechtbank het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 437,88. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt op 19 december 2023.