ECLI:NL:RBZWB:2023:8855
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 22 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar behandeld. De zaak betreft een aanslag zuiveringsheffing bedrijfsruimten voor het jaar 2019. De heffingsambtenaar had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard op grond van termijnoverschrijding. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de aanslag op de juiste wijze is verzonden. De rechtbank stelt vast dat de overgelegde verzendadministratie niet voldoet aan de eisen van deugdelijkheid, omdat er geen bewijs is dat de aanslag daadwerkelijk is aangeboden aan een postvervoerbedrijf. Hierdoor is het niet aannemelijk dat de aanslag op de juiste wijze bekend is gemaakt aan de belanghebbende.
De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en verklaart het beroep gegrond. De heffingsambtenaar wordt opgedragen om een nieuwe uitspraak op bezwaar te nemen, waarbij de rechtbank ook bepaalt dat de heffingsambtenaar het door de belanghebbende betaalde griffierecht moet vergoeden. Daarnaast krijgt de belanghebbende een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 418,50. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen, omdat de behandeling in eerste aanleg nog niet is geëindigd. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.