ECLI:NL:RBZWB:2023:8801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
16 december 2023
Zaaknummer
16/9703
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van dividendbelasting door buitenlandse beleggingsfondsen en de voorwaarden voor rechtsherstel

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de teruggaaf van dividendbelasting door een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds. Eiseres, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had verzoeken ingediend om teruggaaf van dividendbelasting over verschillende boekjaren, maar deze verzoeken zijn door de inspecteur van de Belastingdienst afgewezen. Eiseres heeft bezwaar aangetekend en beroep ingesteld tegen deze afwijzingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken om teruggaaf zijn afgewezen op basis van het feit dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij recht heeft op teruggaaf, en dat zij niet heeft ingestemd met een vervangende betaling zoals vereist door de Hoge Raad. De rechtbank concludeert dat de inspecteur de verzoeken terecht heeft afgewezen, en dat er geen aanleiding is om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 16/9703, 16/9704, 16/9708 en BRE 18/5211 t/m BRE 18/5224

uitspraak van de meervoudige kamer van 4 december 2023 in de zaken tussen

[eiseres] , gevestigd te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst Kennis- en Expertisecentrum Buitenland, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft de verzoeken van eiseres om teruggaaf van dividendbelasting over de boekjaren 2003/2004, 2004/2005, 2005/2006, 2006/2007, 2008, 2008/2009, 2009, 2009/2010, 2010, 2010/2011, 2011, 2011/2012, 2012, 2013 en 2014 afgewezen (de afwijzingen).
Eiseres is tegen de afwijzingen in bezwaar gegaan. Verweerder heeft bij in twee geschriften vervatte uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.
Eiseres heeft daartegen beroepen ingesteld.
Met verweerder en de gemachtigde van eiseres, te weten [gemachtigde] , althans [b.v.] (de gemachtigde) zijn regiezittingen gehouden inzake dividendbelastingzaken van buitenlandse beleggingsfondsen. Dit vanwege het grote aantal procedures dat door de gemachtigde namens buitenlandse fondsen aanhangig is gemaakt. Processen-verbaal van die zittingen zijn eerder aan verweerder en de gemachtigde gestuurd.
Bij brief van 24 juni 2021 is de gemachtigde en verweerder bericht dat in de dividendbelastingzaken waarin de gemachtigde als gemachtigde optreedt en die eerder op regiezitting zijn geweest, de behandelend meervoudige kamer heeft besloten om, op grond van artikel 8:12 van de Algemene wet bestuursrecht, mr. Van Ginneken als rechter-commissaris (hierna: de rechter-commissaris) op te dragen het vooronderzoek te verrichten in die zaken.
De rechter-commissaris heeft bij brief van 28 januari 2022 de gemachtigde de gelegenheid gegeven zijn beroepen nader te motiveren en daarbij gemachtigde verzocht om te laten weten of eiseres instemt met het doen van een vervangende betaling, als bedoeld in onderdeel 5.4 van het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1674).
De rechtbank heeft op 16 mei 2022 een nadere motivering van de beroepen van eiseres ontvangen.
Verweerder heeft verweerschriften ingediend.
Verweerder heeft op 1 december 2022 een conclusie van dupliek ingediend.
Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
De rechtbank heeft partijen op 16 augustus 2023 een vragenbrief gestuurd. Verweerder heeft per e-mailbericht gereageerd op de vragenbrief. De gemachtigde van eiseres heeft de vragen die zien op eiseres per brief van 4 september 2023 beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2023 te Haarlem.
Partijen zijn niet ter zitting verschenen. Beide partijen hebben dit van tevoren aangekondigd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is een in Duitsland gevestigd beleggingsfonds. In de onderhavige jaren hield eiseres belangen in diverse in Nederland gevestigde vennootschappen. Aan eiseres zijn dividenden uitgekeerd waarover in Nederland dividendbelasting is ingehouden.
2. Eiseres is een ‘Publikum-Sondervermögen’ opgericht naar Duits recht.
3. Eiseres heeft om teruggave van de volgende bedragen aan ingehouden dividendbelasting verzocht:
2003/2004: € 57.589
2004/2005: € 169.638
2004/2005: € 12.769
2005/2006: € 95.668
2006/2007: € 120.887
2008: € 50.147
2008/2009: € 54.726
2009: € 37.039
2009/2010: € 41.124
2010: € 34.460
2010/2011: € 30.341
2011: € 4.601
2011/2012: € 57
2012: € 1.485
2013: € 4.913
2014: € 17.367
Deze verzoeken zijn afgewezen.
4. Verweerder heeft bij beschikking van 31 maart 2021 voor de jaren 2003 tot en met 2006 op basis van het belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland ingehouden dividendbelasting terugbetaald en daarbij een rentevergoeding toegekend. Door deze terugbetaling is de ingehouden dividendbelasting effectief teruggebracht tot 15% van de dividenduitkering.

Geschil5. In geschil is of de teruggaafverzoeken terecht zijn afgewezen. Eiseres stelt, kort samengevat, met een beroep op het Unierecht, dat zij recht heeft op teruggaaf van dividendbelasting omdat zij vergelijkbaar is met een fiscale beleggingsinstelling (fbi). Verweerder betwist dat eiseres in aanmerking komt voor enige teruggaaf van dividendbelasting.

6. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Beoordeling van het geschil
Aantal participanten
7. Tussen partijen is in geschil hoeveel participanten eiseres heeft. Verweerder stelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres meer dan één participant heeft.
8. De rechtbank acht het aannemelijk dat eiseres in de onderhavige jaren meerdere participanten had. De rechtbank komt tot deze conclusie gelet op de aard van het fonds, de door het Duitse Ministerie van Financiën afgegeven verklaring dat het fonds een ‘Undertakings for Collective Investment in Transferable Securities’ (UCITS) betreft, de door eiseres overgelegde prospectussen en de verklaring van de beheerder van het fonds ( [GmbH] ).
Teruggaafregeling (boekjaren 2003/2004 t/m 2006/2007)
9
.Gezien het overgangsrecht van artikel XXVI, leden 8 en 9, van de wet Overige fiscale maatregelen 2008, is - kort gezegd - voor teruggaafverzoeken met betrekking tot de boekjaren vanaf het boekjaar dat aanvangt op of na 1 januari 2008 het regime van de afdrachtvermindering van belang en is voor teruggaafverzoeken met betrekking tot boekjaren die zijn aangevangen voor 1 januari 2008 de voormalige teruggaafregeling voor fiscale beleggingsinstellingen relevant.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de onderhavige teruggaafverzoeken terecht heeft afgewezen. In zijn arrest van 23 oktober 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1674) heeft de Hoge Raad met betrekking tot het oude regime geoordeeld dat aan beleggingsfondsen die niet in Nederland zijn gevestigd, maar die overigens wel voldoen aan de voorwaarden voor het fbi-regime, rechtsherstel kan worden geboden door het verlenen van een teruggaaf van ingehouden dividendbelasting, waarbij die teruggaaf dient te worden bepaald met inachtneming van een vervangende betaling. Eiseres heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, niet kenbaar gemaakt in te stemmen met een dergelijke vervangende betaling met betrekking tot onderhavige jaren. Reeds daarom bestaat geen recht op teruggaaf. De rechtbank ziet in wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen aanleiding om een andere wijze van rechtsherstel Unierechtelijk geboden te achten (vgl. Rechtbank Zeeland-West-Brabant 21 januari 2021, ECLI:NL:RBZWB:2021:264). De klacht over de grondslag van de zogenoemde vervangende betaling behoeft geen bespreking, reeds omdat niet is ingestemd met het doen van een vervangende betaling.
Afdrachtsverminderingsregme (boekjaren 2008 tot en met 2014)
11. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek om teruggaaf van dividendbelasting voor de jaren 2008 tot en met 2014 terecht afgewezen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 9 april 2021 (ECLI:NL:HR:2021:506) beslist dat het vrije verkeer van kapitaal niet belemmerd wordt door de omstandigheid dat in het buitenland gevestigde beleggingsfondsen, in verband met het gegeven dat zij in Nederland niet inhoudingsplichtig zijn voor de dividendbelasting, niet in aanmerking komen voor een tegemoetkoming op grond van de regeling van de afdrachtvermindering. In wat eiseres heeft aangevoerd tegen de beslissing van de Hoge Raad, ziet de rechtbank geen aanleiding om wel teruggaaf te verlenen of om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (EU).
12. In het beroepschrift is gemeld dat de beroepen voor zover nodig mede zijn ingediend namens de participanten in het fonds. Er is echter op geen enkele wijze beargumenteerd dat en op welke grond de participanten aanspraak zouden kunnen maken op teruggaaf van de dividendbelasting. Voor zover is beoogd namens de participanten zelfstandig beroep in te stellen, geldt bovendien dat het beroep niet-ontvankelijk is, nu de bestreden uitspraken op bezwaar niet mede zagen op de participanten. Eiseres noch de participanten kunnen dus aanspraak maken op teruggaaf van dividendbelasting.
13. Gelet op het vorenoverwogene dienen de beroepen ongegrond te worden verklaard.
Proceskosten
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H. de Soeten, voorzitter, en mr. A.A. Fase en
mr. S.K.A. Efstratiades, leden, in aanwezigheid van mr. T. van Opzeeland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2023.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch (belastingkamer).
U kunt digitaal beroep instellen via www.rechtspraak.nl. Daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. het hogerberoepschrift moet, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend zijn. Verder moet het ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).