ECLI:NL:RBZWB:2023:8624
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een verzoek om ambtshalve vermindering van de belastingaanslag in box 3
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 25 mei 2020 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2018 opgelegd. Belanghebbende verzocht om ambtshalve vermindering van deze aanslag, omdat niet alle specifieke zorgkosten en advocaatkosten in de aangifte waren opgenomen. De inspecteur wees dit verzoek af, wat leidde tot het beroep van belanghebbende.
De rechtbank oordeelt dat het verzoek om ambtshalve vermindering terecht is afgewezen. De rechtbank stelt vast dat het verzoek binnen de vijfjaarstermijn is ingediend, maar dat de uitvoeringsregeling de inspecteur voorschrijft om niet ambtshalve te verminderen als de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk is komen vast te staan. Aangezien belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de oorspronkelijke aanslag, staat deze onherroepelijk vast. De rechtbank concludeert dat de inspecteur in lijn met de uitvoeringsregeling heeft gehandeld.
Belanghebbende heeft ook een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat een andere belastingplichtige een vermindering had gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van ongelijke behandeling van gelijke gevallen. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, waardoor de aanslag in stand blijft en er geen griffierecht of proceskostenvergoeding wordt toegekend.