In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld tegen de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser heeft een verzoek tot herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag ingediend op 1 april 2021. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden. Eiser heeft verweerder op 22 april 2022 in gebreke gesteld, maar er is sindsdien geen besluit genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank legt verweerder een termijn op van zes weken na verzending van de uitspraak om een vooraankondiging aan eiser te verzenden. Daarnaast moet verweerder binnen twee weken na ontvangst van de zienswijze van eiser of na het verstrijken van de termijn van zes weken een besluit op de aanvraag bekendmaken. De rechtbank bepaalt ook dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de termijnen overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Eiser krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder aan eiser worden vergoed. De rechtbank wijst erop dat de uitspraak openbaar is gemaakt en dat partijen de mogelijkheid hebben om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.