ECLI:NL:RBZWB:2023:8507

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2013
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake uitkeringsspecificatie

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, waarin zijn bezwaar tegen de uitkeringsspecificatie van januari 2022 niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 1 december 2023 de zaak behandeld in Middelburg. Eiser ontving een bijstandsuitkering en stelde dat er wijzigingen waren in de uitkeringsspecificatie die aanleiding gaven tot een nieuw besluit. Orionis betoogde echter dat de uitkeringsspecificatie geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de uitkeringsspecificatie inderdaad geen nieuw besluit inhoudt, maar een herhaling van een eerder genomen beslissing. Eiser had geen materieel belang bij de uitkomst van het bezwaar, aangezien hij op 14 augustus 2023 schuldenvrij was geworden. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2013 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren (Orionis), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 30 maart 2022 (bestreden besluit).
Orionis heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens Orionis mr. N.M. Feijtel en [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het besluit van Orionis
waarin het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de uitkeringsspecificatie van de maand januari 2022 geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank doet dat mede aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
2. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
Met de schikking van 5 juli 2021 is in het proces-verbaal van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) o.a. bepaald dat in de zaken met dossiernummers [dossiernummer 1] en [dossiernummer 2] Orionis de terugvordering beperkt tot de kosten van de verleende bijstand over de periode
1 januari 2015 tot en met 31 januari 2018.
Uit de uitkeringsspecificatie van de maand januari 2022 blijkt dat Orionis op het uitkeringsbedrag van € 1.091,71 een bedrag van € 54,59 inhoudt ter aflossing van een schuld die eiser bij Orionis heeft.
Eiser heeft tegen de hiervoor genoemde uitkeringsspecificatie bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen de uitkeringsspecificatie van
januari 2022 door Orionis niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Betreden besluit
3. Orionis heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaar van eiser geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb en dat daardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Orionis doet dit onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de CRvB [1] . Uit deze rechtspraak volgt dat de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen uitkering is beslist, niet bij elke betaling opnieuw (integraal) aan de orde kan worden gesteld. Voor zover over een element van de uitkering al eerder een besluit is genomen en daarin bij een periodieke betaling geen wijzing optreedt, is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de uitvoering van een eerder genomen beslissing. Zo’n herhaling is op zichzelf niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet al door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit. Daarnaast maakt volgens Orionis de vordering met [nummer] onderdeel uit van de schikking van 5 juli 2021. Verder staat op de uitkeringsspecificatie als omschrijving: “Aflossing 5%, vordering [nummer] ” en in het overzicht schulden is als omschrijving opgenomen: “Niet voldoen inlichtingenplicht”. De omschrijving van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht is een boetewaardige gedraging volgens Orionis.
Beroepsgronden
4. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat Orionis zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij de uitkeringsspecificatie van januari 2022 zijn wel degelijk wijzigingen opgetreden, omdat met de schikking van 5 juli 2021 bij de CRvB de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit is veranderd. Zo zou bij de schikking zijn vastgesteld dat het gaat om een boetewaardige gedraging en niet om een fraudezaak. Na de schikking is volgens eiser geen benadelingsbedrag berekend of boete vastgesteld. Ook wordt in de schikking niet vastgesteld waarom er een terugvordering kan worden opgelegd. Daarnaast wordt een ander debiteurnummer gekoppeld aan de terugvordering waar geen schending inlichtingenplicht aan ten grondslag ligt. Ten slotte is eiser van mening dat er vaak iets verandert door fictieve besluiten van Orionis die aan eiser niet kenbaar worden gemaakt.
Oordeel van de rechtbank
5. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
5.1
De rechtbank overweegt dat een uitkeringsspecificatie onder omstandigheden kan worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [2] ligt aan elke betaling van uitkering een besluit tot zodanige betaling ten grondslag. Wanneer een ander daartoe strekkend geschrift van het bestuursorgaan ontbreekt, kan dit besluit zichtbaar worden in een uitkeringsspecificatie. Daartegen staat dan in beginsel het rechtsmiddel van bezwaar open. De rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen salaris of uitkering is beslist, kan echter niet bij elke betaling opnieuw aan de orde worden gesteld. Voor zover over een element van de salaris- of uitkeringsvaststelling al eerder een besluit is genomen en daarin bij een periodieke betaling geen wijziging optreedt, is in het algemeen sprake van een herhaling van de eerder genomen beslissing. Zo’n herhaling is niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet reeds door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan om die reden niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit geldt evenzeer voor inhoudingen die zijn gebaseerd op een eerder besluit.
5.2
De vraag die voorligt aan de rechtbank is of er ter zake van de door eiser betwiste inhouding wijzigingen zijn in de maand januari 2022 ten opzichte van voorgaande maanden. Eiser stelt dat dit door de schikking van de CRvB (d.d. 5 juli 2021) het geval is.
5.3
Orionis is terecht tot de conclusie gekomen dat de specificatie van de uitbetaling van de uitkering van januari 2022 geen wijziging bevat ten opzichte van de voorgaande specificaties, waaronder die van december 2021. Ter zitting is door Orionis nader toegelicht dat de betwiste inhouding ziet op de aflossing van een schuld van eiser bij Orionis inzake bijzondere bijstand ( [nummer] ). Weliswaar is het nominale bedrag van de inhouding iets gewijzigd, maar dat vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat in januari ook het uitkeringsbedrag is verhoogd, zodat de eerdere beslissing om maximaal 5% van de uitkering aan te wenden om deze schuld af te lossen, ook in januari 2022 ongewijzigd ten uitvoer is gelegd. De vorderingen die onderwerp waren van de schikking die is getroffen bij de zitting bij de CRvB van 5 juli 2021, betreffen andere vorderingen. Ter zake van deze vorderingen, die door de schikking zijn verlaagd, bevat de uitkeringsspecificatie geen uitvoeringshandeling, laat staan een beslissing. De uitkeringsspecificatie van januari 2022 is aldus geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
5.4
Los van de vraag of al dan niet sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb merkt de rechtbank op dat eiser op 14 augustus 2023 met schone lei uit de Wsnp [3] is gekomen. Eiser is schuldenvrij. Dat maakt al dat het nog maar de vraag is of eiser, als de specificatie al een besluit zou behelzen, enig materieel belang heeft bij de uitkomst van het bezwaar.
5.5
Orionis heeft het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard. Aan een inhoudelijke bespreking van eisers beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier op 1 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de CRvB van 26 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL3614.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 mei 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1711.
3.Wet schuldsanering natuurlijke personen