1.1De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Eiser ontvangt een bijstandsuitkering naar de norm van een alleenstaande.
Met de schikking van 5 juli 2021 is in het proces-verbaal van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) o.a. bepaald dat in de zaken met dossiernummers [dossiernummer 1] en [dossiernummer 2] Orionis de terugvordering beperkt tot de kosten van de verleende bijstand over de periode
1 januari 2015 tot en met 31 januari 2018.
Uit de uitkeringsspecificatie van de maand januari 2022 blijkt dat Orionis op het uitkeringsbedrag van € 1.091,71 een bedrag van € 54,59 inhoudt ter aflossing van een schuld die eiser bij Orionis heeft.
Eiser heeft tegen de hiervoor genoemde uitkeringsspecificatie bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiser tegen de uitkeringsspecificatie van
januari 2022 door Orionis niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. Orionis heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het bezwaar van eiser geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb en dat daardoor het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. Orionis doet dit onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de CRvB. Uit deze rechtspraak volgt dat de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit waarbij over de grondslag van periodiek te betalen uitkering is beslist, niet bij elke betaling opnieuw (integraal) aan de orde kan worden gesteld. Voor zover over een element van de uitkering al eerder een besluit is genomen en daarin bij een periodieke betaling geen wijzing optreedt, is in het algemeen slechts sprake van een herhaling van de uitvoering van een eerder genomen beslissing. Zo’n herhaling is op zichzelf niet gericht op enig rechtsgevolg dat niet al door de oorspronkelijke beslissing tot stand was gebracht en kan daarom niet worden aangemerkt als een besluit. Daarnaast maakt volgens Orionis de vordering met [nummer] onderdeel uit van de schikking van 5 juli 2021. Verder staat op de uitkeringsspecificatie als omschrijving: “Aflossing 5%, vordering [nummer] ” en in het overzicht schulden is als omschrijving opgenomen: “Niet voldoen inlichtingenplicht”. De omschrijving van het niet voldoen aan de inlichtingenplicht is een boetewaardige gedraging volgens Orionis.
4. Eiser vindt het onbegrijpelijk dat Orionis zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk heeft verklaard. Bij de uitkeringsspecificatie van januari 2022 zijn wel degelijk wijzigingen opgetreden, omdat met de schikking van 5 juli 2021 bij de CRvB de rechtmatigheid van een eerder genomen besluit is veranderd. Zo zou bij de schikking zijn vastgesteld dat het gaat om een boetewaardige gedraging en niet om een fraudezaak. Na de schikking is volgens eiser geen benadelingsbedrag berekend of boete vastgesteld. Ook wordt in de schikking niet vastgesteld waarom er een terugvordering kan worden opgelegd. Daarnaast wordt een ander debiteurnummer gekoppeld aan de terugvordering waar geen schending inlichtingenplicht aan ten grondslag ligt. Ten slotte is eiser van mening dat er vaak iets verandert door fictieve besluiten van Orionis die aan eiser niet kenbaar worden gemaakt.
5. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is bepaald dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.