ECLI:NL:RBZWB:2023:8485

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10734 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake intrekking uitkering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 december 2023 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens recht op uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom was ingetrokken. Het college had op 25 mei 2023 besloten om het recht op uitkering van de verzoeker per 1 mei 2022 in te trekken. Hiertegen had de verzoeker bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 11 juli 2023 werd afgewezen. Op 18 oktober 2023 verklaarde het college het bezwaar ongegrond, waarna de verzoeker beroep instelde en opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening indiende.

De voorzieningenrechter constateerde dat het verzoek om voorlopige voorziening herhaald was en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren aangedragen die een herbeoordeling rechtvaardigden. De voorzieningenrechter wees erop dat de beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening in beginsel geldt tot de uitspraak in de bodemprocedure en dat een herhaald verzoek alleen kan worden toegewezen bij nieuwe relevante feiten of ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak. Aangezien de verzoeker geen reactie had gegeven op een verzoek om toelichting van 9 november 2023, werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10734 PW VV

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 december 2023 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom (het college), verweerder.

Inleiding

1.1.
Met het besluit van 25 mei 2023 heeft het college verzoekers recht op een uitkering ingetrokken per 1 mei 2022. Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt. Ook heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is bij uitspraak van 11 juli 2023 [1] afgewezen.
1.2.
Met het besluit van 18 oktober 2023 heeft het college verzoekers bezwaar ongegrond verklaard. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld. Daarnaast heeft hij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend.
1.3.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter stelt vast dat er sprake is van een herhaald verzoek om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft immers op 11 juli 2023 al een uitspraak gedaan inzake het intrekkingsbesluit. Daarbij is het verzoek om voorlopige voorziening hangende de bezwaarprocedure afgewezen.
2.1
De voorzieningenrechter stelt voorop dat - zo volgt uit artikel 8:85 van de Awb - de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel is bedoeld om te gelden tot de uitspraak in de bodemprocedure. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening kan daarom slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien verzoeker een beroep doet op nieuwe feiten of omstandigheden, die toewijzing van een dergelijk verzoek kunnen rechtvaardigen. Dit is het geval indien sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter dan wel van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden. Dit blijkt uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep. [2]
2.2
Verzoeker heeft in zijn verzoek om voorlopige voorzieningen niet (concreet) aangegeven van welke ernstige onvolkomenheden in die uitspraak sprake is. Evenmin heeft verzoeker aangegeven dat er sprake is van een belangrijke wijziging in de relevante feiten en omstandigheden.
2.3
Namens de voorzieningenrechter is verzoeker in de brief van 9 november 2023 verzocht om dit alsnog toe te lichten. Verzoeker is erop gewezen dat zijn verzoek kan worden afgewezen als hij niet binnen zeven dagen nadien schriftelijk heeft gereageerd.
2.4
De voorzieningenrechter constateert dat geen reactie van verzoeker is ontvangen op de brief van 9 november 2023. Nu verzoeker heeft nagelaten toe te lichten wat de belangrijke wijziging in de relevante feiten en omstandigheden is of van welke ernstige onvolkomenheden in de uitspraak van 11 juli 2023 sprake was zal de voorzieningenrechter zijn verzoek om voorlopige voorziening afwijzen.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 5 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.