ECLI:NL:RBZWB:2023:838
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en verzuimboete
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 februari 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan de belanghebbende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd van € 552 voor de periode van 24 september 2019 tot en met 23 september 2020, evenals een verzuimboete van € 552. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van het beroep, waarbij de belanghebbende aanvoert dat hij de uitspraak op bezwaar niet heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de verzending van de uitspraak op bezwaar, waardoor het beroep ontvankelijk is.
Vervolgens beoordeelt de rechtbank de naheffingsaanslag en de boete. De rechtbank stelt vast dat de auto van de belanghebbende op een openbare parkeerplaats stond, wat gebruik van de openbare weg inhoudt, en dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. De rechtbank wijst de argumenten van de belanghebbende af, die stelt dat de naheffingsaanslag te hoog is en dat hij geen overlast heeft veroorzaakt. De rechtbank concludeert dat de boete ook terecht is opgelegd, aangezien de belanghebbende wist dat hij de auto niet op de openbare weg mocht parkeren vanwege de schorsing van het kenteken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de naheffingsaanslag en de boete in stand blijven. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen.