Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen
ir. [belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
€ 55.002 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 110.
Feiten
“op grond van artikel 18 van het Verdrag met België mag Nederland niet heffen over uw loon uit vroegere dienstbetrekking”. In de brief van 20 mei 2009 is belanghebbende geïnformeerd dat zijn TNO pensioen niet kwalificeert als een overheidspensioen. Vervolgens is opgenomen:
“In deze casus betekent dit dat artikel 18, paragraaf 1, onderdeel a, van het belastingverdrag met België het heffingsrecht aan België toewijst”.
Beoordeling door de rechtbank
Motivering
“1. a. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, alsmede lijfrenten en uitkeringen – al dan niet periodiek – uit pensioensparen, pensioenfondsen en groepsverzekeringen betaald aan een inwoner van een verdragsluitende Staat, slechts in die Staat belastbaar. (…)
2. Niettegenstaande het bepaalde in paragraaf 1, mag een daar bedoeld inkomstenbestanddeel ook worden belast in de verdragsluitende Staat waaruit dit inkomstenbestanddeel afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat, indien en voor zover:
Letter aBelanghebbende stelt dat aan deze voorwaarde niet is voldaan omdat gedurende de opbouwfase geen sprake is geweest van fiscale faciliëring in Nederland.
De rechtbank overweegt dat het een algemeen bekend feit is dat gedurende de opbouwfase de omkeerregeling van toepassing was (de pensioenpremies aftrekbaar, de latere pensioenuitkeringen belastbaar). Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende de meest gerede partij is om het bewijs te leveren dat er gedurende de opbouwfase geen fiscale faciliëring van toepassing was. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende geen enkel concreet verifieerbaar stuk overgelegd om dit aannemelijk te maken.
Aangezien de pensioenuitkeringen in 2018 tevens een bedrag van € 25.000 te boven gaan, is aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 18, tweede lid, van het belastingverdrag voldaan. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat het heffingsrecht over de pensioenuitkeringen aan Nederland is toegewezen.
Zijn alle op de zaak betrekking hebbende stukken door de inspecteur verstrekt?
Conclusie en gevolgen
Ten overvloede merkt de rechtbank op dat zij niet kan oordelen over de inhouding van loonbelasting door de Stichting Pensioenfonds TNO over 2018 en daaropvolgende jaren omdat zij niet buiten de omvang van het geding kan treden [6] .