Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
Motivering
Nieuw standpunt inspecteur in het verweerschrift
In het op het belastingverdrag van toepassing zijnde commentaar op het OESO-modelverdrag uit 1992 [3] is met betrekking tot artikel 15 opgenomen:
Zulks strookt met de strekking van artikel 15, lid 2, letter c, (…) te weten dat de werkstaat voor de omstandigheid dat het salaris ten laste van de winst van de vaste inrichting komt en voor de daarmee samenhangende verlaging van de belastingbasis wordt gecompenseerd met de belastingheffing bij de werknemer.”
De rechtbank heeft hier begrip voor maar overweegt dat een mogelijk probleem bij het vaststellen van de inhoudingsplicht voor de uitleg van het belastingverdrag niet relevant is.
Voor rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling.
Belanghebbende heeft in bezwaar gevraagd om een vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend (1 punt) en de hoorzitting bijgewoond (1 punt). In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296.
De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt) en is verschenen ter zitting (1 punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837.
Met een wegingsfactor van 1 heeft belanghebbende recht op een totale vergoeding van proceskosten van € 2.266.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 11.689;
- bepaalt dat de belastingrentebeschikking overeenkomstig verminderd dient te worden;
- veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 2.266 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.