ECLI:NL:RBZWB:2023:8267

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_3210
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023 wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres, die eerder een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft in 2021 een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV is geweigerd op basis van een arbeidsongeschiktheid van 6,3%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt, maar dit is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsartsen hebben de klachten van eiseres, waaronder rug-, heup- en schouderklachten, niet volledig in hun beoordeling meegenomen. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende onderbouwing is voor de vastgestelde belastbaarheid van eiseres en dat de functies die aan de arbeidsongeschiktheidsschatting ten grondslag liggen, mogelijk niet geschikt zijn. De rechtbank heropent het onderzoek en geeft het UWV de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Eiseres heeft geen nieuwe geschilpunten ingebracht, en de rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3210 WIA
tussenuitspraak van 17 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.I. Bal,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 6 september 2022 (primair besluit) geweigerd per 29 maart 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
1.2
Met het bestreden besluit van 1 mei 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. N. Regragui namens het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 29 maart 2021 voor 6,3% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden
.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Eiseres is werkzaam geweest als kamermeisje en schoonmaakster.
Na het verlies van haar werkzaamheden als kamermeisje en schoonmaakster ontving eiseres vanaf april 2014 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Vervolgens heeft zij zich verschillende keren ziekgemeld in de periode van 2015 tot 2017.
Met het besluit van 28 februari 2017 heeft het UWV geweigerd om aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen per 10 januari 2017. De bezwaren van eiseres tegen deze beslissing zijn met het besluit van 20 oktober 2017 ongegrond verklaard. Deze rechtbank heeft het hiertegen ingestelde beroep bij uitspraak van 19 juni 2018 ongegrond verklaard. [1]
Eiseres heeft op 11 september 2018 opnieuw een WIA-uitkering aangevraagd per 1 januari 2017. Met het besluit van 24 september 2018 heeft het UWV deze aanvraag onder verwijzing naar het eerdere besluit van 28 februari 2017 afgewezen. Met het besluit van 23 juli 2019 heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen dit besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft hier beroep tegen ingesteld. De rechtbank heeft bij uitspraak van 13 maart 2020 dit beroep ongegrond verklaard. [2]
Eiseres heeft zich toegenomen arbeidsongeschikt gemeld per 29 maart 2021.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
De verzekeringsarts heeft het dossier van eiseres en de door eiseres overgelegde informatie van haar behandelaars, waaronder een orthopedisch chirurg en reumatoloog, bestudeerd. Tevens heeft de verzekeringsarts eiseres gezien op het spreekuur en haar lichamelijk en psychisch onderzocht. Daarnaast heeft de verzekeringsarts medische informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres. De verzekeringsarts kan niet helemaal meegaan in de claimklacht van eiseres. De ernst van de geuite klachten en de ervaren belemmeringen lijken niet overeen te komen met de objectiveerbare bevindingen van zijn onderzoek. Volgens de verzekeringsarts is het aannemelijk dat er toegenomen fysieke beperkingen zijn uit dezelfde ziekteoorzaak. Met betrekking tot de psychische problematiek zijn er geen aanwijzingen gevonden voor een wijziging in de belastbaarheid. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 2 september 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd, haar gezien op de hoorzitting en een lichamelijk onderzoek verricht. De door eiseres overgelegde informatie van de fysiotherapeut werd door de verzekeringsarts b&b betrokken in haar heroverweging.
De verzekeringsarts b&b heeft op 6 april 2023 de FML van 2 september 2022 op enkele punten gewijzigd, namelijk op de aspecten frequent reiken en werken boven schouderhoogte met de rechterarm.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en haar belastbaarheid is overschat. Vanwege de schouderklachten zouden er aanvullende beperkingen aangenomen moeten worden op de aspecten reiken (reikafstand), schroefbewegingen maken en werken met toetsenbord en/of muis. Vanwege haar rug- en heupklachten heeft eiseres moeite met langdurig zitten, buigen en torderen. Uit het onderzoek in bezwaar blijkt niet dat er is gekeken naar buigen, terwijl uit het lichamelijk onderzoek bij de primaire beoordeling wel opmerkingen zijn gemaakt over rugklachten. Eiseres merkt op dat zij last heeft van incontinentie. Hiervoor moeten ook beperkingen worden aangenomen.
5.3
Naar aanleiding van het beroep van eiseres heeft de verzekeringsarts b&b aanvullend gerapporteerd dat in de FML al beperkingen opgenomen zijn voor rugbelastende werkzaamheden. Uit niets blijkt dat eiseres problemen heeft met langdurig zitten, buigen en torderen. Deze klachten zijn niet te objectiveren en daarom is er geen aanleiding voor zwaardere beperkingen. Wel is er aanleiding om voor de rechterschouderklachten beperkingen aan te geven. Er is geen sprake van een beperking in reikafstand, maar wel in de frequentie van reiken. Werken met toetsenbord en muis is geen activiteit die vanuit de schouder plaatsvindt en is daarom niet beperkt. De incontinentieklachten worden niet bevestigd door medische informatie. Omdat er geen pathologie aan ten grondslag ligt, mag ervan uitgegaan worden dat deze klachten kunnen worden opgevangen door het gebruik van incontinentiemateriaal.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder rug-, been-, heup- en schouderklachten en psychische klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten die eiseres heeft rekening gehouden en zijn daarvoor ook meerdere beperkingen aangenomen. Eiseres heeft in beroep geen informatie overgelegd die de rechtbank aanleiding geeft te twijfelen aan de mogelijkheden die de verzekeringsartsen voor eiseres hebben aangenomen. De stelling dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden, is ook niet nader onderbouwd met medische gegevens. De rechtbank acht door de verzekeringsarts b&b voldoende toegelicht dat wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding geeft om haar belastbaarheid anders vast te stellen dan door de verzekeringsartsen is gedaan. Vastgesteld wordt dat er op het aspect reiken al een beperking is aangenomen. In wat eiseres heeft gesteld, ziet de rechtbank onvoldoende onderbouwing voor het standpunt dat deze beperking onvoldoende recht doet aan haar klachten. Ter zitting is er door het UWV op gewezen dat er volgens de verzekeringsartsen geen pathologische reden is voor het aannemen van een beperking op het aspect buigen. De rechtbank ziet geen reden om het UWV hierin niet te volgen. De rechtbank overweegt tot slot dat het begrijpelijk is dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet beslissend. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Niet gebleken is dat in de FML van 6 april 2023 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (SBC-code 111160), machinaal metaalbewerker (SBC-code 264122) en lader, losser (SBC-code 111220). Als reservefunctie is de functie productiemedewerker industrie (SBC-code 111180) geduid.
6.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in de functie textielproductenmaker sprake is van een taaleis waaraan zij niet voldoet. In deze functie is de eis dat betrokkene in staat moet zijn om Nederlands te lezen en begrijpen, wat niet hetzelfde is als de mondelinge beheersing conform het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ook geldt voor deze functie dat in de functiebelasting staat dat er 400 keer per uur gelijktijdig met beide armen gereikt moet worden. Blijkens de FML is eiseres hiertoe niet in staat. Rechts is zij sterk beperkt, wat betekent dat zij ongeveer 300 keer kan reiken tijdens het werk. In de functie lader, losser heeft eiseres er in bezwaar op gewezen dat sprake is van 4 uur per dag staan en 3 uur per dag lopen. Aan de verzekeringsarts b&b had de vraag gesteld moeten worden of eiseres in staat is om gedurende 7 uur per dag te staan in combinatie met lopen. Daarnaast is er sprake van boven schouder actief zijn met beide armen. Eiseres kan volgens de FML met rechts niet boven schouderhoogte actief zijn. Dit laatste geldt ook voor de functie productiemedewerker industrie. In deze functie is sprake van 500 keer per werkdag reiken met beide handen. Uit de functiebeschrijving blijkt niet dat boven schouderhoogte actief zijn alleen kan met de linkerarm.
6.3
De arbeidsdeskundige b&b heeft naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft gesteld op 28 augustus 2023 aanvullend gerapporteerd. Uit die rapportage blijkt dat de arbeidsdeskundige b&b overleg heeft gehad met de verzekeringsarts b&b over de vastgestelde beperkingen. De verzekeringsarts b&b heeft toegelicht dat de combinatie van een aantal uren staan en een aantal uren lopen voor eiseres mogelijk is. Ook heeft de verzekeringsarts b&b uitgelegd dat eiseres links niet beperkt is voor wat betreft reiken. De beperking ten aanzien van de rechterschouder is met name van toepassing als deze arm de maximale afstand van 70 centimeter moet reiken. Op dat moment is er sprake van een sterke beperking. Volgens de verzekeringsarts b&b is in zowel de functie productiemedewerker industrie als in de functie textielproductenmaker sprake van een reikafstand van minder dan 70 centimeter. Ten aanzien van de stelling dat de functie textielproductenmaker niet passend is omdat daarin Nederlandse zinnen moeten worden gelezen en begrepen, wijst de arbeidsdeskundige b&b erop dat voor deze functie geen opleidingseis geldt, anders dan “
moet kunnen rekenen en basaal korte Nederlandse werk gerelateerde zinnen kunnen lezen en begrijpen”. Dat eiseres hiertoe in staat moet worden geacht, volgt voor de arbeidsdeskundige b&b uit het feit dat eiseres al ruim 25 jaar in Nederland werkzaam is geweest bij verschillende werkgevers. Daarnaast zijn er geen cognitieve beperkingen vastgesteld en heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) bepaald dat het gebruik van digitale vertaalprogramma’s als adequate voorziening kan worden gezien. [3]
6.4
De rechtbank zal de gronden van eiseres tegen de functie lader, losser onbesproken laten, nu deze functie in beroep is komen te vervallen.
6.5
Voor wat betreft de stelling van eiseres dat in de functies textielproductenmaker en productiemedewerker industrie sprake is van een overschrijding op het aspect reiken, overweegt de rechtbank als volgt. De verzekeringsarts b&b heeft bepaald dat er geen sprake is van een beperking ten aanzien van de reikafstand. Eiseres wordt geacht aan de normaalwaarde van 70 centimeter te kunnen voldoen en volgens de verzekeringsarts b&b kan zij met haar linkerarm ook boven deze normaalwaarde worden belast. De grond dat de verzekeringsartsen de maximale reikafstand van eiseres hadden moeten meten, kan niet slagen, gelet op de verklaring ter zitting namens het UWV dat dit niet gebruikelijk is en dat de normaalwaarde van 70 centimeter al laag is. De rechtbank stelt vast dat de reikbelasting in de geduide functies door de arbeidsdeskundige b&b met de verzekeringsarts b&b is besproken. Deze heeft aangegeven dat de frequentie en afstand van reiken in deze functies toelaatbaar is voor eiseres. In wat eiseres heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de verzekeringsarts b&b hierin niet te volgen.
6.6
Ten aanzien van het standpunt van eiseres dat de functie textielproductenmaker vanwege haar beperkte beheersing van de Nederlandse taal niet geschikt is, overweegt de rechtbank dat, zoals ter zitting namens het UWV is benadrukt, van een cognitieve beperking geen sprake is. Bovendien is dit een eenvoudige productiematige functie die een persoon met een beperkte lees- en taalvaardigheid in de Nederlandse taal doorgaans geacht wordt te kunnen vervullen. Dus ook een persoon die, zoals eiseres, meerdere jaren werkervaring in Nederland heeft. Daar komt bij dat uit de functiebeschrijving blijkt dat er geen groot beroep wordt gedaan op de beheersing van de Nederlandse taal. [4] Deze grond slaagt daarom niet.
6.7
Met eiseres stelt de rechtbank vast dat zowel door de verzekeringsarts b&b als door de arbeidsdeskundige b&b niet nader is toegelicht waarom er geen sprake is van een overschrijding op het aspect boven schouderhoogte actief zijn in de functie productiemedewerker industrie. De verzekeringsarts b&b heeft in de FML op dit aspect de volgende beperking heeft opgenomen: kan ongeveer één minuut aaneen boven schouderhoogte actief zijn, met rechts niet boven schouderhoogte. Uit de functiebeschrijving blijkt dat in deze functie een belasting op dit aspect gevraagd wordt van tijdens acht werkuren tien keer ongeveer één minuut achtereen. In de gedingstukken heeft de rechtbank geen toelichting aangetroffen waarom eiseres ondanks haar beperking in staat kan worden geacht in deze mate boven schouderhoogte actief te zijn. Ook ter zitting kon hiervoor naar het oordeel van de rechtbank geen afdoende verklaring worden gegeven.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank komt tot de conclusie dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is en daarmee in strijd is met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak.
7.2
De rechtbank ziet aanleiding om het onderzoek met toepassing van artikel 8:68, eerste lid, van de Awb te heropenen en het UWV in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen of te laten herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen op 8 weken na de datum van verzending van de tussenuitspraak. Het herstel kan worden gedaan met een aanvullende motivering van de verzekeringsarts b&b en/of arbeidsdeskundige b&b, of als dat nodig is, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
7.3
Het UWV moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb en om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken na datum van verzending van deze tussenuitspraak, meedelen aan de rechtbank of het gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het UWV gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen twee weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. De rechtbank zal na de reacties van partijen nagaan of einduitspraak op het beroep kan worden gedaan of dat nog een zitting nodig of gewenst is.
7.4
Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht.
7.5
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dit betekent ook dat zij nu nog geen beslissing neemt over de proceskosten en het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- draagt het UWV op binnen twee weken na de datum van verzending van deze
tussenuitspraak de rechtbank mee te delen of het gebruik maakt van de gelegenheid het
gebrek te herstellen;
- stelt het UWV in de gelegenheid om binnen acht weken na de datum van verzending van
deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en
aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 17 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld, tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.
Bijlage: wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.