In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag van de Belastingdienst beoordeeld. De naheffingsaanslag betreft de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) en is opgelegd op basis van een CO2-uitstoot van 179 gr/km, zoals vastgesteld door de RDW. Belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. S.M. Bothof, betwist deze CO2-uitstoot en stelt dat deze onterecht is vastgesteld, verwijzend naar soortgelijke voertuigen met een lagere uitstoot van 130 gr/km. De rechtbank behandelt de argumenten van belanghebbende en de inspecteur, waarbij de inspecteur stelt dat de CO2-uitstoot correct is vastgesteld volgens de geldende wet- en regelgeving.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslag terecht is opgelegd en dat belanghebbende geen recht heeft op een immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat de behandeling van het bezwaar en beroep binnen de redelijke termijn heeft plaatsgevonden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om terugbetaling van griffierecht en proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.