ECLI:NL:RBZWB:2023:7870

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
10 november 2023
Zaaknummer
AWB- 22_6052
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV op 22 februari 2022 werd geweigerd, met als argument dat zij per 28 mei 2020 slechts 10,32% arbeidsongeschikt was. Het bezwaar van eiseres tegen deze beslissing werd op 23 december 2022 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV kritisch bekeken. Eiseres stelde dat haar belastbaarheid onjuist was vastgesteld en dat zij meer beperkingen had dan het UWV aannam. De rechtbank concludeerde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de klachten van eiseres. De rechtbank oordeelde dat de WIA-uitkering terecht was geweigerd, omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een uitkering op basis van de Wet WIA, die een arbeidsongeschiktheid van 35% of meer vereist.

De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en vastgesteld dat deze functies binnen de vastgestelde belastbaarheid van eiseres vielen. Eiseres had aangevoerd dat de functies te veel uren vereisten en dat de werkomgeving te prikkelrijk was, maar de rechtbank oordeelde dat deze argumenten niet voldoende onderbouwd waren. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen recht had op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding of griffierecht vergoed kreeg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/6052 WIA

uitspraak van 3 november 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. J.W. van de Wege,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het UWV heeft met het besluit van 22 februari 2022 (primair besluit) geweigerd per 28 mei 2020 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Met het bestreden besluit van 23 december 2022 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 25 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde en namens het UWV [naam].

Beoordeling door de rechtbank

1. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 28 mei 2020 voor 10,32% arbeidsongeschiktheid is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 28 mei 2020. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2
Eiseres is werkzaam geweest als algemeen medewerker/dierenverzorgster voor 30 uur per week. Voor dat werk is zij uitgevallen met lichamelijke en psychische klachten.
Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een WIA-uitkering. Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV geweigerd aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen die weigering.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De primaire verzekeringsarts heeft eiseres aangewezen geacht op fysiek licht belastend werk met voldoende afwisseling. Daarnaast wordt eiseres ook beperkt in het sociaal en persoonlijk functioneren. Ook heeft hij een urenbeperking aangenomen.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de door eiseres genoemde aandoeningen bekend waren bij de primaire verzekeringsarts en ook zijn meegewogen bij het vaststellen van de belastbaarheid. De in bezwaar overgelegde medische gegevens geven geen nieuwe gezichtspunten met betrekking tot de beperkingen. Met de milde fysieke beperkingen is rekening gehouden. De verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd waarom de angststoornis niet leidt tot het aannemen van meer beperkingen. De verzekeringsarts b&b is verder van mening dat een urenbeperking tot 30 uur per week past bij de aandoeningen van eiseres. Gelet op de nadere toelichting van de begeleider van eiseres op de prikkelgevoeligheid, heeft de verzekeringsarts b&b aanleiding gezien om eiseres aanvullend te beperken ten aanzien van ‘afleiding door activiteiten van anderen’ (beoordelingspunt 1.8.1). Eiseres is aangewezen op een rustige werkomgeving. Ook op de punten zitten, staan en lopen wordt eiseres aanvullend beperkt geacht.
De verzekeringsarts b&b heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 9 december 2022.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar belastbaarheid onjuist is vastgesteld. Zij heeft meer beperkingen dan door het UWV is aangenomen. Eiseres heeft verschillende medische problemen. Eiseres is overgevoelig voor prikkels en er is sprake van een gebrek aan energie. Eiseres is van mening dat met de beperking op punt 1.8.1 onvoldoende rekening is gehouden met haar gebrek aan energie. Eiseres volgt nu dagbesteding voor 2 dagen per week en heeft al moeite om zich staande te houden. Gelet op haar gebrek aan energie en het risico op ontregeling had er een urenbeperking per dag opgenomen moeten worden. Ook had een beperking op punt 1.4 aangenomen moeten worden omdat eiseres de neiging heeft over haar grenzen heen te gaan. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres informatie van de psychiater overgelegd. Verder is eiseres van mening dat zij geen 30 uur per week belastbaar is.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder haar vermoeidheidsklachten en haar prikkelgevoeligheid. Met de prikkelgevoeligheid is rekening gehouden door eiseres te beperken voor aspect 1.8.1. Zoals ter zitting besproken, kan met deze beperking geen nadere invulling worden gegeven aan een gebrek aan energie. Eiseres heeft ter zitting ook gesteld dat haar opmerking hieromtrent ook meer gezien moet worden in het kader van haar beroepsgrond dat er een verdergaande urenbeperking moet worden aangenomen. De beperking op aspect 1.8.1 hoeft daarom niet nader besproken worden.
4.4
Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd waarom zij beperkt zou moeten worden op het aspect 1.4 (inzicht in eigen kunnen in het dagelijks functioneren). Uit de toelichting bij het CBBS blijkt dat het bij dit aspect gaat om een verminderde realiteitstoetsing van de eigen mogelijkheden. Uit de medische stukken blijkt niet dat hiervan bij eiseres sprake is. Haar stelling dat zij moeite heeft met haar grenzen te stellen is onvoldoende om een beperking op dit punt aan te nemen. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat in de informatie van de psycholoog van 10 maart 2022 is opgenomen dat eiseres heeft geleerd om signalen van haar lichaam beter te leren kennen. Zij heeft ook geleerd om hiermee in haar planning en communicatie met haar omgeving rekening te houden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen aanleiding bestaat om te oordelen dat de verzekeringsartsen een beperking op het aspect 1.4 hadden moeten aannemen.
4.5
De verzekeringsartsen hebben afdoende gemotiveerd waarom voor eiseres geen aanvullende urenbeperking aangenomen moet worden. Dat eiseres in de praktijk niet 30 uur op haar werkplek in de dagbesteding aanwezig kan zijn, maakt niet dat hier anders over geoordeeld moet worden. Uit informatie van de Spoorzone blijkt dat de werkplaats een prikkelrijke omgeving kan zijn, wat voor de draagkracht van eiseres van invloed kan zijn. Op dinsdag bijvoorbeeld zijn er veel deelnemers aanwezig en daarbij is de Spoorzone een plek waar veel mensen zomaar binnen kunnen komen. Ter zitting heeft eiseres ook bevestigd dat met name de dinsdag een pittige dag is voor haar. De rechtbank maakt hieruit op dat op deze werkplek de belastbaarheid van eiseres wordt overschreden. Alleen de ervaringen van eiseres op deze werkplek kunnen daarom niet tot de conclusie leiden dat een aanvullende urenbeperking is aangewezen. Dat het hierbij om een dagbesteding gaat en niet om een reguliere werkplek is daarbij niet relevant.
4.6
De wens van eiseres om buiten het werk ook voldoende energie over te hebben voor onder andere sociale activiteiten is begrijpelijk. Volgens vaste rechtspraak echter moet bij de vraag of eiseres in staat moet worden geacht de in aanmerking komende arbeid te verrichten de zorg voor huishouding, kinderen en andere privé-activiteiten buiten beschouwing blijven, omdat dit niet tot de maatmanarbeid behoort en geen object van de verzekering ingevolge de Wet WIA is. [1] Nu er verder geen medische onderbouwing is voor het standpunt van eiseres dat er een aanvullende urenbeperking moet worden aangenomen, volgt de rechtbank de conclusie van de verzekeringsartsen dat geen aanvullende urenbeperking nodig is.
4.7
Het is de rechtbank niet gebleken dat in de FML van 9 december 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt daarom niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180), machinaal metaalbewerker (Sbc-code 264122) en medewerker tuinbouw (Sbc-code 111010).
5.2
Eiseres heeft aangevoerd dat deze functies ten onrechte geschikt worden geacht. Hiertoe heeft eiseres aangevoerd dat in de functie productiemedewerker industrie te veel uren moet worden gewerkt. Dit geldt ook voor de functie machinaal metaalbewerker. Uit de functiebeschrijving bij medewerker tuinbouw blijkt dat er normaal 8 mensen in de kas aanwezig zijn maar soms ook 20. Er zal dan veel meer afleiding zijn en daarmee is geen rekening gehouden. Eiseres heeft verder nog opgemerkt dat zij niet in staat is de opleiding te volgen die nodig is voor de functie productiemedewerker industrie.
5.3
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies op de door haar aangevochten aspecten in medisch opzicht niet passend zijn. De arbeidsomvang in de geduide functies blijft binnen de urenbeperking die is gegeven. Het standpunt van eiseres dat er te veel uren moet worden gewerkt, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.6 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
5.4
Uit de beschrijving van de functie medewerker tuinbouw blijkt dat het gaat om werkzaamheden in een kas van 2000 m2 en dat er sprake is van een rustige werkomgeving. Er zijn normaal gesproken 8 collega’s in de kas en een enkele keer 20. In beginsel mag het UWV uitgaan van de gegevens die vermeld zijn in het CBBS. [2] Nu er in het CBBS is opgenomen dat het om een rustige werkomgeving gaat, mag het UWV daar ook van uitgaan. Dat er incidenteel 20 mensen aanwezig zijn in de kas, maakt niet dat gesproken moet worden van een onrustige werkomgeving of dat er te veel prikkels voor eiseres zullen zijn. Daarbij heeft de rechtbank ook betrokken dat uit de functiebeschrijving blijkt dat er gewerkt wordt aan een roltafel met 1 of 2 collega’s.
5.5
Ook de opleiding die eiseres in de functie productiemedewerker industrie moet volgen, maakt niet dat deze functie niet geschikt is voor eiseres. Eiseres heeft in haar aanvraag aangegeven een goede beheersing van de Engelse taal te hebben. Ter zitting heeft eiseres ook bevestigd dat zij zich verstaanbaar kan maken. Uit de rapportage van de arbeidsdeskundige b&b van 5 april 2023 blijkt dat de opleiding in zowel het Engels als het Nederlands kan worden gegeven. Het gebruik van het Engels ziet met name op technische termen die vanuit de praktijk geleerd worden. Als opleidingsniveau wordt in deze functie alleen basisonderwijs gevraagd en dat heeft eiseres gevolgd. De rechtbank kan de arbeidsdeskundige b&b dan ook volgen in zijn oordeel dat de beheersing van het Engels toereikend is om de opleiding te volgen.
5.6
Uit het voorgaande volgt dat dat de eerder genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
5.7
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft eiseres geen recht op een WIA-uitkering.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 28 mei 2020.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 3 november 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.