6.2 Verzekeringsarts b&b [naam 2] heeft het dossier inclusief de bezwaargronden en de brief van [oogarts] van 17 februari 2022 bestudeerd. Verder heeft zij deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 30 mei 2022. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat per datum in geding, 9 februari 2015, geen sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak en dat motiveert zij als volgt.
Uit de primaire rapportage blijkt dat de ervaren klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese, het eigen medisch onderzoek en ingewonnen en ontvangen medische informatie. Er was voldoende informatie voorhanden om tot een beslissing te kunnen komen.
Eiser lijdt aan keratoconus waarbij het gezichtsvermogen geleidelijk aan afneemt. Bij een refractieonderzoek (brilsterkte meting) blijken de bijziendheid (myopie) en het astigmatisme (cilinder afwijking) vaak toe te nemen.
Uit de brief van de oogarts van 30 juli 2015 volgt volgens de verzekeringsarts b&b dat de visus in het rechteroog in 2015 niet slechter was dan in 2010. De visus in het linkeroog is niet gemeten.
Een mogelijke intolerantie voor contactlenzen is verder geen aanleiding om aan te nemen dat de oogarts de visustest onjuist heeft uitgevoerd en dat de waarden niet correct zijn. Daarnaast wordt ook door de oogarts vermeld dat het meten en vergelijken van gezichtsscherpte bij keratoconus zonder contactlens niet zinvol is. Refractie (bundelen en afbuigen van lichtstralen zodat ze precies op het netvlies vallen) zonder contactlens is dusdanig moeilijk te meten dat waarden niet goed te vergelijken zijn. Dit impliceert dat de aangegeven waarden van de visusmeting met brillenglas, zoals vermeld in de genoemde brief, niet goed te vergelijken zijn, waardoor niet hiervan kan worden uitgegaan.
Verder blijkt uit het bezwaarschrift en uit de brief van de oogarts van 18 oktober 2019 dat
eiser op 18 oktober 2019 gezien is op polikliniek Oogheelkunde na verwijzing via zijn huisarts voor controle keratoconus. Hoewel het een progressieve aandoening betreft, is de mate van progressie wisselend. Hierdoor kan niet worden aangenomen dat de beperkingen aan het oog van eiser zoals vastgesteld op 18 oktober 2019 reeds geruime tijd daarvoor bestonden.
Daarnaast heeft in de tussenliggende periode (tussen 2015 en oktober 2019) geen visusmeting plaatsgevonden. In bezwaar werd immers geen informatie van de oogarts overlegd die ziet op de periode van voor 18 oktober 2019. Uit de primaire rapportage en ook de telefonische hoorzitting blijkt verder dat eiser al heel lang dezelfde bril draagt. Eiser weet niet meer wanneer hij nieuwe brillenglazen heeft gekregen en geeft aan dat de bril jaren meegaat.
Onder deze omstandigheden ziet verzekeringsarts b&b [naam 2] per 9 februari 2015 geen toegenomen arbeidsongeschiktheid uit dezelfde ziekteoorzaak.
De verzekeringsarts b&b heeft de FML van 21 juni 2021 dan ook ongewijzigd in stand gelaten.