ECLI:NL:RBZWB:2023:7685

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
6 november 2023
Zaaknummer
AWB- 23_65
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van studiefinanciering op basis van de Wet studiefinanciering 2000 voor migrerende werknemers

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beslissing van DUO om studiefinanciering toe te kennen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) voor de periode van juni tot en met oktober 2022. Eiser, geboren op 23 januari 2001 en burger van de Europese Unie, had studiefinanciering aangevraagd voor de maanden juni tot en met oktober 2022, maar kreeg geen toekenning voor november en december 2022. DUO verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond, omdat hij niet voldeed aan de nationaliteitseis voor die maanden. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet verschenen.

De rechtbank oordeelt dat eiser wel procesbelang heeft, omdat zijn beroepsgronden niet alleen betrekking hebben op de studiefinanciering voor 2022, maar ook op de wijze van toekenning en de mogelijkheid van toekenning voor het gehele kalenderjaar. De rechtbank verwijst naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 april 2023, waarin het belang van DUO werd erkend om periodiek te controleren of EU-studenten voldoen aan de vereisten van migrerend werknemerschap. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat DUO studiefinanciering voor het gehele kalenderjaar 2022 had moeten toekennen, omdat de situatie van eiser verschilt van die in eerdere uitspraken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends en openbaar gemaakt op 26 oktober 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/65 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G. Gabrelian),
en

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van DUO om studiefinanciering toe te kennen op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) voor de periode van juni tot en met oktober 2022.
1.1.
Met het besluit van 7 juli 2022 heeft DUO aan eiser wel studiefinanciering toegekend voor de periode van juni tot en met oktober 2022, maar geen studiefinanciering toegekend voor de periode van november tot en met december 2022.
1.2.
Met het bestreden besluit van 23 november 2022 op het bezwaar van eiser is DUO bij dat besluit gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: drs. [naam] namens DUO. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2.1.
Eiser is geboren op 23 januari 2001 en is burger van de Europese Unie. Sinds 1 januari 2022 studeert hij aan de [universiteit] . Daarnaast werkte hij vanaf 1 november 2021 bij [werkgever 1] . Deze arbeidsovereenkomst liep tot 31 oktober 2022. Ook is eiser voor de periode van 1 april 2022 tot en met 29 oktober 2022 een arbeidscontract aangegaan met [werkgever 2]
.
2.2.
Met het besluit van 7 juli 2022 heeft DUO aan eiser studiefinanciering (aanvullende beurs en reisvoorziening) toegekend voor de maanden juni tot en met oktober 2022. Voor de maanden november en december 2022 is de studiefinanciering niet toegekend aan eiser, omdat hij niet aan de nationaliteitseis voldoet.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
2.3.
Met het besluit van 23 november 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. DUO heeft daaraan ten grondslag gelegd dat eisers arbeidsovereenkomst op 29 oktober 2022 is geëindigd. Daarom kan eiser voor de maanden november en december 2022 niet worden aangemerkt als migrerend werknemer. Op 15 november 2022 heeft DUO eiser gevraagd om een nieuw of verlengd arbeidscontract aan te leveren. Op dit verzoek is niet gereageerd, reden waarom DUO de afwijzing van de studiefinanciering over de maanden november en december 2022 in stand heeft gelaten.
2.4.
Eiser heeft op 7 oktober 2022 een kopie van zijn arbeidsovereenkomst met [werkgever 3] van 22 september 2022 aan DUO gestuurd.
2.5.
Met de besluiten van 5 december 2022 heeft DUO alsnog aan eiser studiefinanciering (aanvullende beurs en reisproduct) toegekend voor de maanden november tot en met december 2022. Voor de maanden januari tot en met maart 2023 is eisers aanvraag door DUO afgewezen, omdat het inkomen van eisers ouders nog niet bekend is bij DUO. Gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep van eiser geacht mede tegen deze besluiten gericht te zijn, voor zover deze besluiten zien op de maanden november tot en met december 2022.
Omvang van het geding
3.1
Op grond van artikel 8:58, eerste lid, van de Awb kunnen partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken indienen. Dit voorschrift beoogt, als voortvloeiend uit de eisen van een goede procesorde en het beginsel van hoor en wederhoor, onder meer de wederpartij te beschermen tegen ontijdig aan het dossier toegevoegde stukken waarop die partij niet is voorbereid en waarop niet adequaat kan worden gereageerd.
3.2
Eiser heeft op 8 september 2023, aldus zes dagen voor de zitting, een nader stuk ingediend met daarin de nog niet eerder aangevoerde beroepsgrond dat DUO Suwinet had moeten raadplegen om te controleren of eiser voldoet aan de voorwaarden voor het recht op studiefinanciering. Ter zitting heeft DUO aangegeven niet de gelegenheid te hebben gehad adequaat op deze nieuwe grond te kunnen reageren. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat eiser deze grond niet al eerder had kunnen aanvoeren. Dit stuk, met de daarin opgenomen aanvullende beroepsgrond, wordt daarom door de rechtbank wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.
3.3
Daarnaast heeft eiser op 8 september 2023 een aanvullend stuk ingediend met betrekking tot het procesbelang. De rechtbank ziet geen reden om dit stuk eveneens buiten beschouwing te laten, nu hierin alleen eisers standpunt over zijn procesbelang wordt toegelicht. Bij dit stuk heeft eiser de besluiten van DUO van 5 december 2022 overgelegd, die dus bij DUO bekend zijn. Uit het feit dat DUO zelf in het verweerschrift het procesbelang ook al aan de orde heeft gesteld, volgt dat DUO hierop bedacht was. Dit tezamen vormt voor de rechtbank aanleiding om dit stuk van 8 september 2023 mee te nemen in haar beoordeling van het geschil.
Standpunt eiser
4. Eiser heeft, kort samengevat, aangevoerd dat DUO, nu eiser op het moment van besluitvorming migrerend werknemer was, de studiefinanciering had moeten toekennen voor het gehele kalenderjaar. Dit geldt volgens eiser ook voor het huidige kalenderjaar (2023). Eiser vindt steun voor zijn standpunt in de uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland van 8 november 2021 [1] en de rechtbank Overijssel van 17 november 2022 [2] .
Procesbelang
5.1.
Naast het feit dat het procesbelang reeds door partijen aan de orde is gesteld, ziet de rechtbank zich ook ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog een procesbelang heeft bij een oordeel van de rechtbank, nu aan hem inmiddels over de maanden november en december 2022 alsnog studiefinanciering is toegekend. Eiser stelt in het bericht van 8 september 2023 dat hem met het besluit van 5 december 2023 alleen aanvullende beurs is toegekend voor de maanden november en december 2022, maar onder de dossierstukken bevindt zich nog een besluit van 5 december 2023 waarbij ook de reisvoorziening over deze maanden is toegekend.
5.2.
Procesbelang ontbreekt volgens vaste rechtspraak als het resultaat dat de indiener van een beroepschrift nastreeft, niet daadwerkelijk kan worden bereikt of het realiseren van dat resultaat voor hem geen feitelijke, maar hooguit theoretische betekenis kan hebben. Het doel dat eiser met het instellen van het rechtsmiddel wil bereiken, moet hij ook daadwerkelijk kunnen bereiken en dat resultaat moet voor hem niet alleen hypothetische, maar feitelijk betekenis hebben. Als procesbelang ontbreekt, is het beroep niet-ontvankelijk.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat eiser wel procesbelang heeft. Eisers beroepsgronden zien niet alleen op het verkrijgen van studiefinanciering over 2022, maar ook op de wijze van toekenning en de stelling van eiser dat DUO overeenkomstig het systeem van de wet en zijn beleidsregels de studiefinanciering behoort toe te kennen voor het gehele kalenderjaar. Hiermee streeft eiser een resultaat na dat voor hem niet alleen hypothetische, maar feitelijk betekenis kan hebben namelijk voor de periode na december 2022. De rechtbank is van oordeel dat hierin voldoende procesbelang bij een oordeel van de rechtbank is gelegen en acht het beroep van eiser dan ook ontvankelijk.
Migrerend werknemer
6.1.
Niet in geschil is dat eiser migrerend werknemer is. Wel zijn partijen verdeeld over het antwoord op de vraag voor welke periode de studiefinanciering moet worden toegekend.
6.2.
Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 april 2023 [3] , overweegt de rechtbank dat de CRvB het belang van DUO heeft erkend om in het geval van EU-studerenden -zoals eiser- periodiek te controleren of zij (nog) voldoen aan de vereisten van het migrerend werknemerschap en geoordeeld dat het niet in strijd is met het Unierecht om daarom een ingediende aanvraag niet voor de gehele daarin genoemde periode toe te kennen, maar slechts voor een deel van die periode. De CRvB heeft in voornoemde uitspraak het betoog van appellanten dat toekenningen op periodes van langer dan zes maanden betrekking zouden moeten hebben, niet gevolgd. Dat eiser het niet eens is met de uitspraak van de CRvB, maakt die conclusie niet anders. Gelet op wat de CRvB heeft overwogen, volgt de rechtbank eiser dan ook niet in zijn stelling dat DUO studiefinanciering had moeten toekennen voor het gehele kalenderjaar 2022. De verwijzing door eiser naar de hiervoor genoemde uitspraken leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat de daarin aan de orde zijnde situaties verschillen van die van eiser en deze uitspraken bovendien dateren van voor de uitspraak van de CRvB.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 26 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.