ECLI:NL:RBZWB:2023:7457

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 oktober 2023
Publicatiedatum
27 oktober 2023
Zaaknummer
23/1817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de NiNbi-beschikking en de kwalificatie als buitenlandse belastingplichtige

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 oktober 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de NiNbi-beschikking van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De belanghebbende, woonachtig in Duitsland, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking die voor het jaar 2019 was vastgesteld. De inspecteur had de belanghebbende als niet kwalificerende buitenlandse belastingplichtige aangemerkt, omdat de AOW-uitkering in Duitsland belastbaar is. De rechtbank oordeelt dat de NiNbi-beschikking correct is vastgesteld, omdat de AOW-uitkering terecht is meegerekend als niet in Nederland belastbaar inkomen. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de NiNbi-beschikking blijft bestaan. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1817

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 maart 2023.
1.1.
De inspecteur heeft voor het jaar 2019 een beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’(hierna: NiNbi) vastgesteld. [1]
1.2.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het NiNbi te hoog is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. De rechtbank is van oordeel dat het NiNbi niet te hoog is vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De feiten
4. De rechtbank gaat bij de beoordeling van dit geschil uit van de volgende feiten:
4.1.
Belanghebbende ontving in 2019 vanuit Nederland een ouderdomspensioen van het ABP (het pensioen) van € 36.984 en een AOW-uitkering van € 9.401.
4.2.
Belanghebbende heeft voor 2019 een opgaaf wereldinkomen gedaan van € 38.332 (vóór verrekening van persoonsgebonden aftrek), bestaande uit de AOW-uitkering van € 9.401, het pensioen van € 36.984 en een aftrek voor de eigen woning van € 8.053. Daarnaast heeft belanghebbende een aftrek zorgkosten van € 5.759 opgegeven.
4.3.
Bij de vaststelling van de aanslag IB 2019 heeft de inspecteur belanghebbende als een kwalificerende buitenlands belastingplichtige aangemerkt (artikel 7.8 Wet IB 2001) en het belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens het verzamelinkomen, op € 32.573 vastgesteld (€ 38.332 min € 5.759 zorgkosten).
4.4.
Vervolgens heeft de inspecteur aan belanghebbende over 2019 een navorderingsaanslag IB opgelegd omdat belanghebbende volgens de inspecteur niet als kwalificerende buitenlandse belastingplichtige kan worden aangemerkt omdat de AOW-uitkering niet in Nederland maar in Duitsland belastbaar is, zodat niet wordt voldaan aan de voorwaarden om te kwalificeren als bedoeld in artikel 7.8 Wet IB 2001. Gevolg daarvan was dat belanghebbende geen recht heeft op de heffingskortingen, aftrek voor de kosten eigen woning en specifieke zorgkosten. De inspecteur heeft het belastbare inkomen uit werk en woning, tevens het verzamelinkomen, vastgesteld op € 36.984, gelijk aan het pensioen. Deze rechtbank heeft bij uitspraak van 14 juni 2023 het beroep van belanghebbende betreffende deze navorderingsaanslag ongegrond verklaard. [2]
4.5.
Met dagtekening 25 februari 2022 heeft de inspecteur de NiNbi-beschikking gegeven, waarbij het NiNbi is vastgesteld op negatief € 4.411 (de AOW-uitkering van € 9.401 min aftrek eigen woning ad € 8.053 min aftrek zorgkosten ad € 5.759) en het in Nederland belastbaar inkomen op € 36.984.
De beoordeling
4.6.
Belanghebbende heeft in 2019 een pensioen en een WAO-uitkering uit Nederland genoten. In het Belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland is bepaald dat Duitsland belasting mag heffen over de AOW-uitkering [3] . De AOW-uitkering is daarom terecht meegerekend als niet in Nederland belastbaar inkomen. Omdat de AOW-uitkering belastbaar is in Duitsland, is belanghebbende geen kwalificerende belastingplichtige als bedoeld in artikel 7.8 Wet IB 2001 en kan hij de aftrekposten voor de eigen woning en de zorgkosten niet in mindering brengen op zijn in Nederland belastbare inkomen. Daarom zijn ook die aftrekposten terecht meegenomen bij de bepaling van het NiNbi. Dit betekent dat het NiNbi juist is vastgesteld.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de NiNbi-beschikking blijft bestaan. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. van Balkom, griffier, op 25 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8a, lid 2, letter b, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen.
3.Artikel 17 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, Berlijn, 12-04-2012, tekst 2019.