In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de Belastingdienst/Toeslagen beoordeeld. Eiseres had op 7 juli 2020 een aanvraag ingediend voor herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst niet tijdig heeft beslist op deze aanvraag. Eiseres stelt dat de Belastingdienst ten onrechte heeft beweerd dat zij haar aanvraag op 1 december 2021 heeft ingetrokken. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is dat eiseres haar aanvraag heeft ingetrokken en dat de aanvraagdatum van 7 juli 2020 moet worden aangehouden. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn voor de Belastingdienst inmiddels is verstreken en dat eiseres op 29 september 2022 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank legt de Belastingdienst een termijn op van zes weken om een vooraankondiging te verzenden en twee weken na ontvangst van de zienswijze om een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten en het griffierecht van € 50,- moet door de Belastingdienst aan haar worden vergoed.