ECLI:NL:RBZWB:2023:7238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
18 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 23_1282
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de herziening van zorgtoeslag over 2019

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2023, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen over haar recht op zorgtoeslag voor het jaar 2019 beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de herziening van de zorgtoeslag, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 1.157,- maar later werd herzien naar € 0,-. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, waaronder een beroep op artikel 12 van het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie en het vertrouwensbeginsel.

De rechtbank oordeelt dat het EU-pensioen van de echtgenoot van eiseres terecht is meegenomen in de berekening van het toetsingsinkomen voor de zorgtoeslag. Eiseres had eerder een beroepsprocedure gevoerd over een vergelijkbaar argument, waarbij de rechtbank had vastgesteld dat het pensioen niet buiten beschouwing kon worden gelaten. De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen de herziening van de zorgtoeslag op juiste gronden heeft uitgevoerd, en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt.

Daarnaast wordt het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen, omdat de rechtbank van oordeel is dat er geen toezeggingen zijn gedaan door de overheid die eiseres het vertrouwen konden geven dat het inkomen van haar echtgenoot niet zou worden meegenomen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/1282 ZORG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

( [gemachtigde] ),
en

Belastingdienst/Toeslagen

(gemachtigde: mr. F. Huizenga).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 13 januari 2023 (bestreden besluit) over haar recht op zorgtoeslag over het jaar 2019.
1.1.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en haar gemachtigde en namens de Belastingdienst/Toeslagen de gemachtigde, mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres is getrouwd met de heer [gemachtigde] . Eiseres heeft zorgtoeslag aangevraagd. Haar echtgenoot wordt voor de toeslagen aangemerkt als haar toeslagpartner.
2.1.
Bij beschikking van 27 december 2018 is aan eiseres een voorschot zorgtoeslag verleend voor 2019 van € 1.157,-. Dit voorschot is gebaseerd op een geschat toetsingsinkomen van eiseres van € 9.006,- en een geschat toetsingsinkomen haar echtgenoot van € 4.788,-.
2.2.
Op 11 juni 2020 ontvangt de Belastingdienst/Toeslagen een melding vanuit de Basisregistratie Inkomen (hierna: BRI) dat het verzamelinkomen van eiseres € 8.730,- bedraagt en het verzamelinkomen van haar echtgenoot € 4.783,-.
2.3.
Bij beschikking van 4 september 2020 is de zorgtoeslag voor 2019 definitief berekend op € 1.157,-. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dit gebaseerd op het verzamelinkomen van eiseres van € 8.730,- en het verzamelinkomen van haar echtgenoot van € 4.783,-.
2.4.
Op 4 juli 2022 ontvangt de Belastingdienst/Toeslagen meldingen vanuit de BRI dat het binnenlands toetsingsinkomen van de echtgenoot van eiseres is vastgesteld op € 4.405,- en het Niet in Nederland belastbaar inkomen op € 75.806,-.
2.5.
Bij besluit van 5 augustus 2022 (primair besluit) is de definitieve berekening zorgtoeslag over 2019 herzien naar € 0. Eiseres moet € 1.157,- vermeerderd met € 85,- aan rente terugbetalen.
2.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.7.
Bij het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de herziening en terugvordering van de zorgtoeslag over het jaar 2019. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3.1.
Eiseres heeft aangevoerd dat uit artikel 12 van het Protocol (nr. 7) betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie (hierna: het protocol) volgt dat het pensioen dat haar echtgenoot vanuit de Europese Commissie ontving niet mocht worden meegenomen bij de berekening van het recht op zorgtoeslag.
3.2.
Daarnaast doet eiseres een beroep op het vertrouwensbeginsel. Zij stelt dat zij aan de beslissing van 6 september 2019 over de zorgtoeslag over het jaar 2016 het vertrouwen mocht ontlenen dat het Niet in Nederland belastbaar inkomen van haar echtgenoot niet zou worden meegenomen bij de berekening van de zorgtoeslag over 2019.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Artikel 12 van het Protocol
5. Ten aanzien van de eerste beroepsgrond van eiseres overweegt de rechtbank als volgt.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eiseres al eerder een beroepsprocedure (kenmerk 16/8150) over dit argument heeft gevoerd. Het ging daarbij om de definitieve berekening zorgtoeslag over 2015. In de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 december 2017 [1] heeft de rechtbank in rechtsoverweging 9 als volgt overwogen:
“9. Vervolgens komt de vraag op of de Belastingdienst/Toeslagen het EU-pensioen van de toeslagpartner buiten beschouwing moest laten. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en overweegt daartoe als volgt.
Eiseres heeft een beroep gedaan op artikel 12 van het Protocol, waarin staat dat ambtenaren en overige personeelsleden van de Europese Unie zijn vrijgesteld van nationale belastingen op de door de Unie betaalde salarissen, lonen en emolumenten. Dit artikel ziet dus op belastingen en niet op de toekenning van toeslagen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Belastingdienst/Toeslagen, anders dan de belastinginspecteur, geen rekening hoefde te houden met artikel 12 van het Protocol.”
5.2.
Het is de rechtbank gebleken dat eiseres geen hoger beroep heeft ingesteld tegen deze uitspraak. Dat betekent dat die uitspraak in rechte vaststaat. In haar beroepschrift geeft eiseres nu aan:
“Het kan zijn dat ik dit Protocol niet goed interpreteer, maar dan hoor ik graag uw uitleg.”
De rechtbank blijft van oordeel dat het feit dat het pensioen vrijgesteld is voor de aanslag inkomstenbelasting bij de belastinginspecteur volledig losstaat van het recht op een inkomensafhankelijke uitkering van de Belastingdienst/Toeslagen, zoals de zorgtoeslag. Deze voorziening is immers bedoeld als tegemoetkoming voor mensen die een inkomen hebben onder een bepaalde grens. Uit de rechtspraak [2] van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS), de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, volgt ook dat de Belastingdienst/Toeslagen en de inspecteur voor de inkomstenbelasting en de erfbelasting (Belastingdienst) twee aparte bestuursorganen zijn die los van elkaar staan en hun eigen bevoegdheden hebben. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.3.
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is het toetsingsinkomen het op het berekeningsjaar betrekking hebbende inkomensgegeven. Op grond van het tweede lid wordt het Niet in Nederland belastbaar inkomen mede als toetsingsinkomen in aanmerking genomen. Nu de Belastingdienst/ Toeslagen op 4 juli 2022 een melding uit de BRI heeft ontvangen dat het binnenlands toetsingsinkomen van de echtgenoot van eiseres voor het belastingjaar 2019 is vastgesteld op € 4.405,- en het Niet in Nederland belastbaar inkomen op € 75.806,-, heeft deze dienst terecht het recht op zorgtoeslag met toepassing van artikel 20 van de Awir herzien en vastgesteld op € 0,-.
5.4.
Dat in het bestreden besluit abusievelijk artikel 21 van de Awir is vermeld in plaats van artikel 20, merkt de rechtbank niet aan als een gebrek. De rechtbank ziet de vermelding van een verkeerde wetsbepaling als een kennelijke misslag waaraan geen gevolgen worden verbonden. Er kan immers bij eiseres geen misverstand bestaan om welke reden het bestreden besluit is genomen. Toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is daarom niet aan de orde.
Vertrouwensbeginsel
6. Ten aanzien van de tweede beroepsgrond, het beroep op het vertrouwensbeginsel, overweegt de rechtbank als volgt.
6.1.
Wie zich beroept op het vertrouwensbeginsel moet aannemelijk maken dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit hij of zij in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of het bestuursorgaan een bepaalde bevoegdheid zou uitoefenen en zo ja, hoe. [3]
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat in de beslissing van 6 september 2019 over de zorgtoeslag over het jaar 2016 geen toezegging of uitlating is gedaan waaraan eiseres het vertrouwen kon ontlenen dat het Niet in Nederland belastbaar inkomen van haar echtgenoot niet zou worden meegenomen bij de berekening van de zorgtoeslag over 2019. De zorgtoeslag is immers afhankelijk van verschillende factoren en het recht op zorgtoeslag moet per berekeningsjaar worden beoordeeld. De Belastingdienst/Toeslagen is ook niet gehouden een eventuele fout uit het verleden te herhalen. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 12 oktober 2023 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

2.ABRvS 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2396.
3.ABRvS 7 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2220.