Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 mei 2021. De inspecteur had aan belanghebbende een teruggaafbeschikking omzetbelasting voor de periode van 20 december 2019 tot en met 31 december 2019 gegeven. Het bezwaar van belanghebbende tegen deze teruggaafbeschikking werd door de inspecteur afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 behandeld, maar belanghebbende en diens gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze is verzonden.
Belanghebbende had in 2019 niet-geïntegreerde zonnepanelen aangeschaft en laten aanleggen op zijn woning en bijgebouw. De inspecteur heeft de teruggaaf van omzetbelasting vastgesteld op € 3.298, terwijl belanghebbende een aanvullende teruggaaf van € 20.921 verzocht. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de kosten voor de dakrenovatie en de bouw van het bijgebouw uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van de exploitatie van de zonnepanelen. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de kosten en de belaste levering van energie.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de teruggaafbeschikking in stand blijft. Belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.