ECLI:NL:RBZWB:2023:7168

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
16 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1622
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake draagkrachtberekening voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres met betrekking tot de draagkrachtberekening in het kader van haar aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, waarin haar draagkracht voor de kosten van bewindvoering was vastgesteld op € 896,94. Na een hoorzitting en een onafhankelijk advies, verklaarde het dagelijks bestuur het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de argumenten van eiseres dat haar hogere inkomsten in de draagkrachtperiode zouden moeten leiden tot een lagere draagkracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur bij de vaststelling van de draagkracht heeft gehandeld in overeenstemming met de beleidsregels en dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. De rechtbank concludeert dat de draagkracht van eiseres correct is vastgesteld en dat er geen reden is om af te wijken van het beleid, ondanks de lagere toeslagen die eiseres ontving.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt in haar verzoek om een lagere draagkracht. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 10 oktober 2023. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1622 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiseres] te [plaats] , eiseres,

[gemachtigde] ,
en
Het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant(dagelijks bestuur)
,verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres in het kader van de draagkrachtberekening in verband met haar recht bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet.
Met een besluit van 4 oktober 2021 (primair besluit) heeft het dagelijks bestuur de draagkracht in verband met toegekende bijzondere bijstand voor de periode kosten van bewindvoering vastgesteld op € 896,94. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen op de ambtelijke hoorzitting over het bezwaar op 7 februari 2022, evenals een gemachtigde van het dagelijks bestuur. Een medewerkers van het dagelijks bestuur heeft vervolgens op 8 februari 2022 een onafhankelijk advies uitgebracht aan het dagelijks bestuur. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur met een besluit van 8 februari 2022 (bestreden besluit) – in navolging van het hiervoor genoemde advies – het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, onder aanvulling van de motivering. Eiseres is het hier niet mee eens en heeft daarom bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het dagelijks bestuur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 29 augustus 2023.
Hierbij waren aanwezig: de gemachtigde van eiseres en namens het dagelijks bestuur
[naam 1] .

Overwegingen van de rechtbank

2.
Feiten waar de rechtbank van uitgaat
Met een besluit van 3 december 2020 heeft het dagelijks bestuur aan eiseres bijzondere bijstand toegekend voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en de eenmalige intakekosten en griffiekosten.
Met een brief van 4 oktober 2021 heeft het dagelijks bestuur eiseres verzocht om financiële gegevens voor het vaststellen van haar draagkracht over de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 september 2021. Hierop heeft de bewindvoerder van eiseres, [naam 2] , op 14 oktober 2021 verschillende stukken overgelegd aan het dagelijks bestuur.
Dit heeft geleid tot het bestreden besluit en het deze beroep bij de rechtbank.
3.
Grondslag bestreden besluit
Aan het bestreden besluit heeft het dagelijks bestuur ten grondslag gelegd dat de draagkracht van eiseres over de periode van 1 juli 2021 tot en met 31 september 2021 dient te worden vastgesteld op € 896,94, wat zij dient aan te wenden om (een deel van) de bijzondere kosten waarvoor zij bijzondere bijstand ontvangt zelf te betalen. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
4.
Beroepsgronden
Eiseres heeft – kort gezegd – in beroep aangevoerd dat zij zich weliswaar kan vinden in de stelling van het dagelijks bestuur dat de draagkrachtberekening conform de beleidsregel is uitgevoerd, maar dat zij ten onrechte door het hoger uitvallen van haar inkomsten in de draagkrachtperiode uiteindelijk wél minder toeslagen heeft ontvangen van de Belastingdienst maar haar draagkracht in het kader van haar aanvraag om bijzondere bijstand door het dagelijks bestuur níet lager is vastgesteld.
5.
Wet- en regelgeving
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
6.
Beoordeling door de rechtbank
6.1.
Recht op bijzondere bijstand bestaat als de kosten waarvoor de betrokkene bijstand vraagt bestaanskosten zijn die zich werkelijk voordoen, in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Dat recht bestaat alleen als de betrokkene die kosten niet zelf kan betalen uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. Dit volgt uit artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet. Daaruit volgt ook dat de bijstandverlenende instantie bij de vaststelling van die draagkracht een zekere beoordelingsruimte heeft. [1] Het dagelijks bestuur heeft voor de toepassing van de beoordelingsruimte als bedoeld in overweging 6.1 de Beleidsregel bijzondere bijstand [gemeente] (beleidsregel) opgesteld.
6.2.
In het geval van eiseres is niet in geschil dat de kosten waarvoor zij bijzondere bijstand heeft aangevraagd zich voordoen, dat deze noodzakelijk zijn en dat deze uit bijzondere omstandigheden voortvloeien. Wel in geschil is of eiseres de kosten (deels) zelf kan betalen, waarbij dient te worden gekeken naar haar draagkracht.
6.3.
Ter zitting heeft het dagelijks bestuur in reactie op de beroepsgronden van eiseres desgevraagd aangevoerd dat over dergelijke situaties bij het vormgeven van de beleidsregels is nagedacht. Bovendien worden toeslagen in zijn geheel niet betrokken in de draagkrachtberekening. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de beleidsregel wordt in beginsel het netto inkomen van de belanghebbende voor zover dit hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm voor 35% in aanmerking genomen bij de berekening van de draagkracht uit inkomen. Het dagelijks bestuur houdt dus geen rekening met het inkomen van 20% boven de bijstandsnorm en daarnaast wordt het inkomen daarboven ook maar voor 35% meegenomen bij de draagkrachtberekening, waarmee een soort tegemoetkoming in het mogelijk wegvallen van toeslagen al is ingebouwd. Het dagelijks bestuur verwijst in dit kader naar een uitspraak van de CRvB van 25 juni 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:732. Al met al geeft de omstandigheid dat eiseres minder toeslagen heeft ontvangen door het hoger uitvallen van haar inkomsten het dagelijks bestuur geen reden om af te wijken van de beleidsregel.
6.4.
De rechtbank overweegt dat het dagelijks bestuur bij het vaststellen van de draagkracht van eiseres heeft gehandeld in overeenstemming met de beleidsregel. De beroepsgrond dat het dagelijks bestuur ten onrechte de draagkracht van eiseres niet lager heeft vastgesteld, terwijl eiseres door hogere inkomsten minder toeslagen heeft ontvangen van de Belastingdienst, slaagt niet. De rechtbank is gebleken dat het dagelijks bestuur toeslagen in het geheel niet betrekt bij draagkrachtberekeningen, waardoor het lager uitvallen van deze toeslagen ook niet dient te leiden tot een lagere draagkracht in het kader van de aanvraag om bijzondere bijstand. Het dagelijks bestuur hoefde gelet op het voorgaande ook geen aanleiding te zien om het wegvallen van toeslagen als zo bijzonder aan te merken dat dat op zichzelf of in samenhang met andere omstandigheden reden moest zijn om af te wijken van het beleid.

Conclusie en gevolgen

7. Uit wat hiervoor is overwogen, volgt dat de beroepsgrond van eiseres niet slaagt. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 10 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Participatiewet
Artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Rucphen
Artikel 3 van de beleidsregels bepaalt – voor zover hier van belang – het volgende:
2. Als het netto inkomen van de belanghebbende hoger is dan 120% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt 35% van het overschrijdingsbedrag voor de berekening van de draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen, tenzij het een aanvraag voor bijzondere bijstand betreft voor de onder lid 3 genoemde kostensoorten.
3. Betreft het een aanvraag voor bijzondere bijstand voor de kostensoorten inkomensaanvulling jongeren 18-21 jaar, woonkostentoeslag, doorbetaling vaste lasten bij detentie of verblijf in een inrichting, overbruggingsuitkering, of toeslag compensatie ALO-kop kindgebonden budget, dan wordt het netto inkomen voor zover dit de bijstandsnorm overstijgt volledig als draagkracht uit inkomen in aanmerking genomen.
4. Als de belanghebbende een vast periodiek inkomen heeft, wordt bij de vaststelling van het inkomen uitgegaan van het inkomen van de maand waarin de kosten zich voordoen. Indien de belanghebbende wisselende inkomsten heeft, wordt uitgegaan van het gemiddeld inkomen over drie maanden t.w. het inkomen waarin de kosten zich voordoen en de 2 hieraan voorafgaande maanden.
10. Bij de belanghebbende die deelneemt aan een minnelijke schuldregeling, wordt bij de berekening van de draagkracht van die belanghebbende uitgegaan van het besteedbaar inkomen mits door deze belanghebbende wordt aangetoond dat de minnelijke schuldregeling conform de richtlijnen van de NVVK is.
Artikel 4, eerste lid, van de beleidsregel bepaalt dat de draagkracht voor een periode van 12 maanden wordt vastgesteld, beginnende op de eerste dag van de maand waarin de kosten zich voordoen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 11 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:705.