ECLI:NL:RBZWB:2023:7053

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 oktober 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4713
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de sluiting van een woning door de burgemeester in verband met drugsoverlast

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Dongen om zijn woning te sluiten voor een periode van drie maanden. De sluiting was gebaseerd op de aanwezigheid van drugsgerelateerde goederen in de woning, waaronder methanol en MDMA. Eiser betwist de rechtmatigheid van de sluiting en stelt dat deze inbreuk maakt op zijn woonrecht. De rechtbank behandelt de zaak en concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond is, terwijl het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond is, omdat dit onbevoegd is genomen. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om de woning te sluiten, gezien de aangetroffen goederen en de risico's voor de omgeving. De rechtbank wijst erop dat de sluiting een geschikt en noodzakelijk middel is om drugsoverlast tegen te gaan. Eiser heeft procesbelang, omdat hij mogelijk aanspraak kan maken op schadevergoeding als de sluiting onrechtmatig wordt bevonden. De rechtbank bepaalt dat de burgemeester de proceskosten van eiser moet vergoeden, maar handhaaft de sluiting van de woning.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4713 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 oktober 2023 in de zaak tussen

P [eiser] , uit [plaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. D. Marcus),
en

De burgemeester van de gemeente Dongen, burgemeester,

( [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 23 mei 2022 van de burgemeester om de woning aan de [adres] in [plaats] (perceel) met ingang van 8 juni 2022 om 14.00 uur voor de duur van drie maanden te sluiten. Met het bestreden besluit I van 2 september 2022 op het bezwaar van eiser heeft het college van burgemeester van de gemeente Dongen dat besluit gehandhaafd.
1.1.
De burgemeester heeft hangende beroep op 6 april 2023 het bestreden besluit I bekrachtigd (bestreden besluit II) en op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
2. Het bestreden besluit II is naar het oordeel van de rechtbank een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat betekent dat het beroep van eiser van rechtswege ook tegen het bekrachtigingsbesluit (bestreden besluit II) is gericht.
2.1
De rechtbank beoordeelt of de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om het pand aan de [adres] in [plaats] met ingang van 8 juni 2022 om 14.00 uur voor een periode van drie maanden te sluiten en gesloten te houden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep tegen het bestreden besluit I is naar het oordeel van de rechtbank gegrond. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Naar aanleiding van verschillende MMA-meldingen [1] heeft de politie op 1 april 2022 bij eiser een huisbezoek afgelegd. De politie heeft in de schuur op het perceel zes vaten van 30 liter met methanol aangetroffen. Op de begane grond is een bak met verschillende verpakkingsmaterialen voor drugs, weegschalen met daarop resten van wit poeder en zakje met een roze pil aangetroffen, die eiser bij het bezoek aan de politie heeft overhandigd. In een grote boodschappentas op de eerste verdieping zaten twee grote weegschalen, een accuboormachine en een mixer. Op alle laatstgenoemde goederen zijn resten van een wit poeder aangetroffen. In de kruipruimte is een groot blok, bestaande uit een witte substantie, aangetroffen. Ook is een recept voor het vervaardigen van synthetische drugs en een brief met namen, bedragen en opmerkingen over (drugs)leveringen aangetroffen. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het aangehaalde witte poeder amfetamine betreft. Er zijn ook resten van verschillende andere soorten drugs op meerdere goederen in de woning aan getroffen.
De burgemeester heeft eiser op 4 mei 2022 zijn voornemen kenbaar gemaakt om de woning van eiser voor een periode van drie maanden te sluiten. Eiser heeft op 10 mei 2022 tegen dit voornemen een zienswijze ingediend en heeft de zienswijze op 17 mei 2022 mondeling toegelicht. Bij besluit van 23 mei 2022 heeft de burgemeester eiser een last onder bestuursdwang opgelegd, namelijk de plicht om de woning vanaf 8 juni 2022 om 14.00 uur voor de periode van drie maanden te sluiten. Eiser heeft tegen het besluit van 23 mei 2022 bezwaar gemaakt. Hangende bezwaar heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek in de uitspraak van 5 juli 2022 afgewezen [2] . De woning is per 13 juli 2022 voor drie maanden gesloten. De verhuurder heeft de huurovereenkomst met eiser opgezegd en de opzegging is door de kantonrechter bekrachtigd [3] . Met bestreden besluit I heeft het college – overeenkomstig het advies van de adviescommissie voor de bewaarschriften – de bezwaren van eiser ongegrond verklaard en de tijdelijke sluiting van de woning gehandhaafd. Met bestreden besluit II heeft de burgemeester het bestreden besluit I bekrachtigd en tot het zijne gemaakt.
Heeft de burgemeester in redelijkheid gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de woning van eiser voor een periode van drie maanden te sluiten en gesloten te houden?
5. Eiser stelt dat het besluit inbreuk maakt op zijn woonrecht. Hij wenst een rechterlijk oordeel over de sluiting van de woning, zodat hij hiervoor mogelijk schadevergoeding kan vorderen. Eiser wijst erop dat het bestreden besluit I onbevoegd is genomen, omdat het genomen is door het college van burgemeester en wethouders in plaats van door de burgemeester. Eiser komt op tegen de noodzaak van de sluiting van de woning, hij wijst op de legale toepassing van de aangetroffen goederen en hij stelt dat het bestreden besluit onevenredig is. Eiser doet verder een beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat een andere huurder in de straat drugs gebruikt en haar woning is niet gesloten. Het bestreden besluit is volgens eiser onvoldoende gemotiveerd, omdat de motivering en belangenafweging onvoldoende uit het bestreden besluit volgt.
5.1
De burgemeester stelt dat eiser geen procesbelang heeft. Erkend wordt dat het bestreden besluit I onbevoegd is genomen. Met bestreden besluit II heeft de burgemeester het bestreden besluit I bekrachtigd. De burgemeester handhaaft – onder verwijzing naar de aangetroffen goederen en poederresten – de gestelde noodzaak voor de sluiting van de woning. De grondslag van de sluiting is alleen artikel 13b, eerste lid, sub b, van de Opiumwet (Opw). De burgemeester acht het bestreden besluit evenredig, niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel en stelt dat de motivering en belangenafweging voldoende draagkrachtig is.
Procesbelang?
5.2
De rechtbank oordeelt dat eiser nog procesbelang heeft. Weliswaar is de periode van de woningsluiting verlopen, maar de stelling dat als deze alsnog onrechtmatig wordt bevonden, hij vanwege de inbreuk op zijn woonrecht aanspraak maakt op schadevergoeding, is voldoende om procesbelang aan te nemen [4] .
(On)bevoegd genomen besluit
5.3
Eiser heeft in beroep tegen bestreden besluit I terecht aangevoerd dat het college niet bevoegd is dat besluit te nemen. In zoverre zou zijn beroep gegrond zijn. Met bestreden besluit II heeft de burgemeester de inhoud van het bestreden besluit II geheel tot zijn besluit gemaakt. Afgezien van een mogelijke veroordeling van de burgemeester in proceskosten van eiser, is niet gesteld of gebleken dat eiser nog enig (ander) belang heeft bij de beoordeling van bestreden besluit I. De rechtbank zal het bevoegdheidsgebrek daarom op grond van artikel 6:22 van de Awb passeren.
Tussen partijen is niet meer in geschil dat de woningsluiting is gebaseerd op artikel 125, derde lid, van de Gemeentewet (Gw) in samenhang met artikel 11a en 13b, eerste lid, sub b van de Opiumwet (Opw).
5.4
Gelet op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd is niet zozeer in geschil of de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik mocht maken maar wel of de toepassing ervan evenredig is aan het doel.
Voor zover eiser met zijn stelling dat methanol ook legale toepassingen kent, toch de grondslag van de beslissing van de burgemeester betwist, overweegt de rechtbank het volgende. De grondslag van de woningsluiting is het voorhanden zijn van een voorwerp of een stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3̊ of artikel 11a van de Opw.
Voor de toepasselijkheid van artikel 10a, eerste lid en onder 3̊ is niet vereist dat de aangetroffen stoffen alleen maar een illegale toepassing kennen. Van 6 vaten (met elk een inhoud van 30 liter) die methanol bevatten is zonder nadere uitleg, die ontbreekt, niet aannemelijk dat die niet bestemd zouden zijn voor de productie van drugs. Hiervoor is ook van belang dat er bij het huisbezoek ook vele andere goederen zijn aangetroffen die direct drugsgerelateerd zijn. Op een mixer en weegschalen zijn sporen van MDMA gevonden, er waren verpakkingen en in een kruipruimte is ook een blok MDMA gevonden.
Uit hetgeen de politie heeft gerapporteerd aan de burgemeester mocht de burgemeester afleiden dat eiser op de hoogte was van de aanwezigheid van de meeste van die spullen. Dan mocht de burgemeester ook concluderen dat eiser wist of moest ernstige reden had om te vermoeden dat die spullen, waaronder de methanol en het blok MDMA, aanwezig waren om daarmee een van de verboden van artikel 2, aanhef en onder A, B of D te overtreden.
5.5
De rechtbank beoordeelt vervolgens of de woningsluiting een geschikt, noodzakelijk en evenredig middel is. Drugsoverlast – gebruik of handel – zorgt voor een verminderde leefbaarheid in woonwijken, mede omdat het ook andere vormen van overlast aantrekt. Het sluiten van een woning dient volgens de burgemeester het tegengaan van drugshandel, het voorkomen van verdere overtredingen in of vanuit een pand, het wegnemen van risico’s voor omwonenden en het afgeven van een zichtbaar signaal aan de omgeving dat de burgemeester optreedt tegen drugscriminaliteit. Met een sluiting wordt de bekendheid van het pand als drugspand weggenomen en daarmee wordt beoogd om het pand aan het circuit te onttrekken. De rechtbank onderschrijft dat het sluiten van de woning een geschikt middel is om die doelen te bereiken. Bovendien gaat handel in en productie van drug vaak gepaard met hoge inkomsten. Een last onder dwangsom is dan in het algemeen minder effectief. In het besluit van 23 mei 2022 heeft de burgemeester de woningsluiting onderbouwd door te wijzen op de aangetroffen goederen, die impliceren dat het pand (op korte termijn) deel gaat uitmaken van de drugsketen. De burgemeester heeft niet ten onrechte geoordeeld dat een last onder dwangsom niet tot hetzelfde resultaat leidt. De sluiting is dan ook een noodzakelijk middel.
Eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel kan niet slagen omdat de burgemeester ter zitting heeft toegelicht dat de door eiser aangehaalde woning wel is gesloten. Eiser heeft dat niet bestreden.
5.6
Tot slot zal de rechtbank eisers grond dat de sluiting van de woning niet evenredig is, beoordelen. Daarbij kan een rol spelen of eiser een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt. [5] .
Niet in geschil is dat eiser eind december 2021 aan zijn rug is geopereerd en daarna thuis moest herstellen. Hij had de sleutel van het huis en de schuur aan vrienden en familie gegeven teneinde hem daarbij bij te staan. Zoals uit de politierapportage blijkt (eiser overhandigde zelf enige spullen aan de politie) en hij in het zienswijzegesprek ook heeft erkend was eiser, voorafgaand aan het huisbezoek op 1 april 2022, al op de hoogte was van de in de schuur neergezette vaten en de op de eerste verdieping aangetroffen goederen. Eiser heeft toen niets ondernomen. De burgemeester heeft dan ook niet ten onrechte overwogen dat eiser een verwijt kan worden gemaakt dat de betreffende goederen (nog) voorhanden waren in zijn woning.
Dat eiser zijn woning moest verlaten is verder geen bijzondere omstandigheid, tenzij er sprake is van een bijzondere binding aan de woning zelf (bijvoorbeeld door medische redenen). Dat is niet gesteld of gebleken.
Van de omstandigheid dat eiser, zoals hij heeft gesteld, door de sluiting van de woning op een zogenaamde ‘zwarte lijst’ komt te staan bij de woningbouwvereniging en dat hij als gevolg daarvan voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale woning kan huren in de regio [6] is de burgemeester blijkens zijn toelichting op zitting op de hoogte en hij heeft erkend dat dit gebruikelijk is in de regio.
De eventuele plaatsing op de zwarte lijst maakt naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf niet dat de sluiting van de woning onevenredig zwaar is. Dat eiser een verwijt kan worden gemaakt [7] , is daarvoor doorslaggevend. Daarbij komt dat de diverse MMA-meldingen over de ‘loop’ naar het pand en de aangetroffen hoeveelheid MDMA niet aannemelijk maken dat de ‘loop’ enkel voor zorg was.
De rechtbank komt tot de slotsom dat de burgemeester dan ook in redelijkheid de bevoegdheid tot woningsluiting voor de duur van drie maanden heeft kunnen toepassen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Dit betekent dat de woningsluiting in stand blijft.
6.1
Omdat het bestreden besluit I onbevoegd is genomen, moet de burgemeester eisers proceskosten vergoeden en het griffierecht aan eiser vergoeden.
De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. Voor het indienen van het beroepschrift en het deelnemen aan de zitting kent de rechtbank twee punten toe. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,00 en de rechtbank past een neutrale factor [8] toe. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.674,00.

Beslissing:

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond,
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,00 aan eiser moet vergoeden,
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.674,00 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 6 oktober 2023 door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving.

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 3:4, tweede lid:
2. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 5:1, eerste en tweede lid:
1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
2. Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Artikel 5:21:
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Gemeentewet (Gmw)

Artikel 125, eerste en derde lid:
1. Het gemeentebestuur is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang.
3. De bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuursdwang wordt uitgeoefend door de burgemeester, indien de last dient tot handhaving van regels welke hij uitvoert.
Opiumwet (Opw)
Artikel 10a, eerste lid, onder 3̊:
1. Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
3̊. Voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 11a:
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b:
1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
a. een middel als bedoeld in lijst I of II (…) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3̊ of artikel 11a voorhanden is

Voetnoten

1.Meldingen via ‘Meld Misdaad Anoniem’.
2.Rechtbank Zeeland – West-Brabant 5 juli 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4140.
3.Eiser heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld, die procedure loopt nog.
4.AbRS 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:294 en AbRS 24 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2444.
5.AbRS 4 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2241.
6.AbRS 26 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2840.
7.AbRS 6 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:719.
8.Gelijk aan 1.