ECLI:NL:RBZWB:2023:6986

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
10 oktober 2023
Zaaknummer
23-005229
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging op voertuig

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juni 2023 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die de teruggave van een in beslag genomen Volkswagen Transporter TS vorderde. Het voertuig was op 8 februari 2023 in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. Klager, een zelfstandig ondernemer, stelde dat het voortduren van het beslag in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, aangezien hij het voertuig dagelijks nodig heeft voor zijn werkzaamheden. Tijdens de behandeling van het klaagschrift op 7 juni 2023 waren de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de raadsman van klager, mr. R.A.H. van Huijgevoort, aanwezig. Klager zelf was niet verschenen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van het voertuig, omdat het niet onwaarschijnlijk is dat de rechter in de strafzaak het beslag zal verbeurd verklaren. Dit werd onderbouwd door het feit dat klager zijn rijbewijs had ingeleverd en desondanks in het voertuig reed. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was en verklaarde dit bij uitspraak op 21 juni 2023.

De beslissing kan door het Openbaar Ministerie en de klager worden aangevochten bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-005229
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats]
vertrokken onbekend waarheen
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van raadsman mr R.A.H. van Huijgevoort te Tilburg advocaat te op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 8 februari 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Volkswagen, type Transporter TS, kleur grijs, en voorzien van het [kenteken] (hierna: bestelauto).
  • het klaagschrift, ingediend op 27 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 juni 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis en mr. mr. R.A.H. van Huijgevoort als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat op 8 februari 2023 onder klager in beslag is genomen een Volkswagen Transporter TS met [kenteken]. Klager is eigenaar en rechthebbende van de bestelauto. Klager stelt dat het strafvordelijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt. Het voortduren van het beslag acht belanghebbende in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De in beslag genomen Volkswagen Transporter is de bedrijfsauto van klager. Klager is zelfstandig ondernemer ([kenteken]) en heeft zijn bestelauto dagelijks nodig bij de uitoefening van zijn werkzaamheden waaronder het vervoeren van steigerbouwmateriaal. Klager verricht zijn werkzaamheden door heel Nederland verspreid. Ter onderbouwing hiervan zijn enkele facturen van de onderneming van klager aan het klaagschrift toegevoegd.
De officier van justitie persisteert bij het verweerschrift.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift. Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
De rechtbank is van oordeel dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Hierbij is van belang dat in raadkamer door de partner van klager telefonisch aan de raadsman is bevestigd dat klager helemaal niet meer beschikt over een rijbewijs. Uit de uitdraai van de justutiële informatiedienst blijkt dat klager het rijbewijs op 11 november 2022 heeft ingeleverd. Klager rijdt vervolgens drie maanden later (nog) in het voertuig. De rechtbank acht het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de rechter bij de behandeling van de strafzaak het beslag verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 21 juni 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).