ECLI:NL:RBZWB:2023:6981

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-005315
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging van geldbedrag en personenauto

Op 21 juni 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, een klaagschrift indiende op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een geldbedrag van € 3.350,-, een iPhone en een personenauto, die op 16 februari 2023 onder klager in beslag waren genomen. Klager stelde dat hij eigenaar was van de in beslag genomen goederen en dat het voortduren van het beslag in strijd was met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, gaf aan dat er een voornemen was om klager te vervolgen voor drugsbezit en witwassen, en dat het beslag mogelijk verbeurd verklaard zou worden.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was, maar dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is. De rechtbank overwoog dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de in beslag genomen goederen, indien het veiligstellen van de belangen waarvoor de inbeslagneming is toegestaan, het voortduren van het beslag noodzakelijk maakt. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor de telefoon, omdat deze inmiddels was teruggegeven. Voor de personenauto en het geldbedrag oordeelde de rechtbank dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat deze later verbeurd verklaard zouden worden, en verklaarde het klaagschrift ongegrond.

De beslissing werd genomen door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in aanwezigheid van griffier J.H. Cornelissen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 21 juni 2023. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 23-005315
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1985 op [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort te Tilburg op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 15 februari 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Toyota, type Aygo, kleur blauw en voorzien van het [kenteken] (hierna: personenauto), een Apple I-phone 13 telefoon, (hierna: telefoon) en een geldbedrag ter hoogte van € 3.350,- (hierna: geldbedrag).
  • het klaagschrift, ingediend op 24 februari 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 7 juni 2023. Gehoord de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. R.A.H. van Huijgevoort als gemachtigd raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat op 16 februari 2023 onder klager in beslag is genomen een geldbedrag ter hoogte van € 3.350,-, een iPhone en een personenauto met [kenteken]. Klager stelt eigenaar en rechthebbende van het beslag te zijn en voert aan dat het strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag ontbreekt. Klager voert aan dat het voortduren van het beslag in strijd is met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. In raadkamer heeft klager hieraan toegevoegd dat de I-phone inmiddels aan klager terug is gegeven.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voornemen bestaat om het onderzoek in de strafzaak af te ronden en klager te gaan vervolgen voor drugsbezit en witwassen. De officier van justitie verwacht dat de rechter in de strafzaak het beslag verbeurd zal verklaren. In overleg met de raadsman heeft de rechtbank de officier van justitie opdracht gegeven binnen een week na afloop van de behandeling in raadkamer de rechtbank per e-mail te informeren of het onderzoek in de strafzaak inmiddels is afgerond en wanneer een eventuele vervolgingsbeslissing te verwachten is. De officier heeft bericht dat het einddossier inmiddels binnen is en dat aan klager overtreding van artikel 2 sub B en C van de Opiumwet ten laste kan worden gelegd.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379 (https://www.navigator.nl/document/id12ee88abfa644cd3861417ec5b4d9cda?anchor=id-3b75fcf8-2685-4550-92bf-b6a83e564b80)).
De rechtbank is van oordeel dat klager ten aanzien van het klaagschrift van de telefoon niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu deze telefoon aan klager is teruggegeven. Voor de personenatuo en het geld is van belang dat de officier van justitie heeft laten weten dat verdachte vervolgd gaat worden voor overtreding van artikel 2 sub B en C van de Opiumwet. De raadsman heeft terecht opgemerkt dat in een proces-verbaal wordt geschreven dat een hem ambtshalve bekende aan harddrugs verslaafde dakloze aan verbalisdant op 12 januari 2023 heeft verteld dat ze kort daarvoor cocaïne had gekocht van van de bestuurder van de personenatou. In het raadkamerdossier blijkt ook dat bij klager thuis 40 gram cocaïne is aangetroffen. Klager heeft bij de politie het contact met de verslaafde dakloze en de aanwezigheid van de cocaïne bij hem thuis erkend. Hij ontkent echter dat hij de betreffende persoon drugs heeft verkocht en de coaïne bij hem thuis was voor eigen gebruik, omdast hij depressief is. Het is aan de rechter van de inhoudelijke strafzaak om het belastende bewijs en de (deels) ontlastende verklaring van verdachte te beoordelen. Gelet op het summiere krakter van het onderzoek in raadkamer is de rechtbank nu echter van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de rechter, later oordelend in de strafzaak, de personenauto en het geld verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren in zijn klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de telefoon. Het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag op de personenauto en het geldbedrag zal de rechtbank ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag van de telefoon;
- het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag van de personenauto en het geldbedrag ongegrond.
Deze beslissing is op 21 juni 2023 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J.H. Cornelissen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 juni 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).