ECLI:NL:RBZWB:2023:6974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 september 2023
Publicatiedatum
9 oktober 2023
Zaaknummer
23-009323
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een Skoda in verband met drugsdelicten

Op 29 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.C.M. Tönis, een klaagschrift had ingediend tegen de inbeslagname van zijn Skoda. De inbeslagname vond plaats op 17 maart 2023, nadat tijdens een doorzoeking in het voertuig een professioneel aangebrachte verborgen ruimte werd aangetroffen, waarin kennelijk ketamine was aangetroffen. Klager stelde dat hij niet op de hoogte was van de drugs in zijn auto en verzocht om teruggave van het voertuig, omdat het voortduren van de inbeslagname onrechtmatig en disproportioneel zou zijn. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, betoogde echter dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard, aangezien het Openbaar Ministerie voornemens was klager strafrechtelijk te vervolgen voor een overtreding van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de Skoda, omdat niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou besluiten tot verbeurdverklaring van het voertuig. De rechtbank concludeerde dat het klaagschrift ongegrond was en dat het beslag in overeenstemming was met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-076523-23
rk.nummer: 23-009323
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Frankrijk)
hierna te noemen: klager.
Klager heeft in deze zaak woonplaats gekozen ten kantore van mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda, op het adres Parkstraat 10, 4818 SJ Breda.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 17 maart 2023 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Skoda, type Rapid, kleur zwart en voorzien van het [kenteken] (hierna: Skoda).
  • het klaagschrift, ingediend op 11 april 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 15 september 2023. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. A.C.M. Tönis als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat klager eigenaar is van de Skoda. Het strafvorderlijk belang verzet zich niet tegen teruggave van de auto. Het voortduren van de inbeslagname is bovendien onrechtmatig, onredelijk en disproportioneel.
In raadkamer heeft de raadsvrouw aangevoerd dat klager niet wist dat er drugs in de Skoda verborgen lag. Bovendien is door een verbalisant geconstateerd dat de verborgen ruimte zodanig goed verborgen was, dat de ruimte enkel te ontdekken was indien klager daar verstand van had.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard nu het Openbaar Ministerie voornemens is klager strafrechtelijk te vervolgen in verband met een overtreding van de Geneesmiddelenwet. Gelet op hetgeen is aangetroffen in het voertuig, is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de Skoda verbeurd zal verklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De toe te passen maatstaf sluit niet uit dat de rechtbank, indien de omstandigheden van het geval dat meebrengen, bij de beoordeling van het klaagschrift tevens onderzoekt of voortzetting van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit (vgl. HR 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:379).
Op 17 maart 2023 is de Skoda van klager in beslag genomen, nadat tijdens een doorzoeking van de Skoda achter het mediasysteem in het dashboard een op zeer professionele wijze aangebrachte verborgen ruimte werd aangetroffen. Die professionaliteit blijkt uit een in raadkamer voorgehouden proces-verbaal van [verbalisant] van 17 maart 2023.
De rechtbank stelt vast dat de Hoge Raad heeft bepaald dat de enkele omstandigheid dat in een voertuig een verborgen ruimte is aangebracht en het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke verborgen ruimtes veelal worden gebruikt voor criminele doeleinden, zoals het vervoeren van drugs, niet toereikend is om te oordelen dat het voertuig vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
Uit het proces-verbaal van [verbalisant] van 17 maart 2023 blijkt dat er kennelijk ketamine in de verborgen ruimte lag. Daarvan uitgaande staat de Skoda daarmee in verband tot een strafbaar feit. Bovendien heeft de officier van justitie in raadkamer te kennen gegeven dat klager op een later moment zal worden vervolgd in verband met een overtreding van de Geneesmiddelenwet. De rechtbank acht het daarom – in deze stand van het onderzoek en met inachtneming van het summiere karakter van de raadkamer – niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de onttrekking aan het verkeer van de Skoda zal bevelen. Gelet op voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het beslag thans nog in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 29 september 2023 gegeven door mr. A. Hello, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 september 2023.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).