ECLI:NL:RBZWB:2023:6809

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 oktober 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
22/3603
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid beroep van ontbonden rechtspersoon in belastingzaak

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende, een ontbonden rechtspersoon, tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst. De inspecteur had aan belanghebbende voor het tijdvak van 1 november 2015 tot en met 31 december 2016 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd van € 50.000, vergezeld van een verzuimboete van € 2.639. Het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag werd ongegrond verklaard, terwijl het bezwaar tegen de boete gegrond werd verklaard, wat resulteerde in een vermindering van de boete naar € 500.

De rechtbank heeft op 12 september 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en twee inspecteurs aanwezig waren. Belanghebbende heeft een uittreksel uit het Handelsregister overgelegd, waaruit blijkt dat zij op 31 december 2016 is opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten. De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. Aangezien belanghebbende door haar ontbinding is opgehouden te bestaan, en er geen verzoek tot heropening van de vereffening is gedaan, concludeert de rechtbank dat het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder inhoudelijke beoordeling van de zaak. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug en ontvangt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en is openbaar gemaakt op 24 oktober 2023. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen zes weken na verzending van de uitspraak kan worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3603

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 oktober 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] BV, voorheen gevestigd in [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: mr. M.C.J. Schoenmakers),
en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 juni 2022.
1.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het tijdvak 1 november 2015 tot en met 31 december 2016 een aanslag in de vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 50.000.
1.2.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende een verzuimboete van € 2.639 opgelegd.
1.3.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag ongegrond en het bezwaar tegen de boete gegrond verklaard. Hij heeft de aanslag gehandhaafd en de verzuimboete verminderd naar € 500.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur: mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].

Feiten

2. Belanghebbende heeft een uittreksel uit het Handelsregister overlegd. Hieruit blijkt dat zij op 31 december 2016 is opgehouden te bestaan wegens gebrek aan baten.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt eerst of het beroep ontvankelijk is. Belanghebbende is door haar ontbinding opgehouden te bestaan op grond van artikel 2:19, eerste en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Van een verzoek tot heropening van de vereffening is niet gebleken, ook niet met het oog op deze procedure, zodat belanghebbende niet is herleefd op grond van artikel 2:23c, eerste lid, van het BW. Bovendien is niet gebleken dat er een bate bestaat die aan de ontbonden rechtspersoon toekomt, welke aanleiding zou kunnen zijn om de vereffening te heropenen. In dat geval staat vast dat de rechtspersoon ten name van wie de aanslag is vastgesteld, de aanslag niet zal betwisten en evenmin zal betalen. [1] De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het procesbelang aan het beroep is komen te ontvallen door de ontbinding van belanghebbende. Daarom zal het beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. [2]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. Belanghebbende krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A.J.M. Wouters, griffier, op 24 oktober 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad, 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ4910.
2.Vgl. Hoge Raad, 12 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:844.