Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 4.846,05, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van de verzoekschriften dan wel € 680,00 bij behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 8 december 2022;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 31 mei 2022 in verzekering is gesteld en op 22 augustus 2022 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
84 dagen in voorlopige hechtenisdoorgebracht, waarvan in totaal 3 dagen op het politiebureau en vervolgens 12 dagen in het Huis van Bewaring met beperkingen. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 9.600,00.
€ 4.846,05is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 9.600,00, bestaande uit schade wegens ondergane voorlopige hechtenis;
€ 15.126,05zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden Arkesteijn Frijns Van den Boogert Advocaten, onder vermelding van “ [verzoeker] /OM 530-533 Sv”.