ECLI:NL:GHARN:2010:BL9141

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AVNR: 1173-09
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding voor ondergane verzekering en voorlopige hechtenis met bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 15 maart 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 9 oktober 2009. De zaak betreft een verzoek om schadevergoeding van appellante, die schade heeft geleden door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. De appellante was op het moment van haar detentie zeven maanden zwanger, wat een bijzondere omstandigheid vormt in deze zaak. Het hof heeft vastgesteld dat de zaak tegen appellante op 6 februari 2009 door de officier van justitie is afgedaan met een sepot, waardoor de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank had eerder een forfaitaire schadevergoeding per dag toegekend, maar het hof oordeelt dat er aanleiding is om een hogere vergoeding toe te kennen vanwege de bijzondere omstandigheden van de zwangerschap van appellante tijdens de detentie. Het hof heeft geoordeeld dat de psychische schade die appellante heeft geleden niet voldoende aannemelijk is gemaakt als gevolg van de detentie, maar heeft wel besloten om de gebruikelijke vergoeding te verhogen. Uiteindelijk kent het hof aan appellante een totale schadevergoeding toe van € 1.885,=, bestaande uit een vergoeding van € 120,= per dag voor de dagen in verzekering en voorlopige hechtenis, en € 25,= per dag voor de dagen doorgebracht in een politiecel of onder beperkingen. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw beslist.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Avnr: 1173-09
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door:
[naam appellante],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres appellante],
domicilie kiezende te [adres kantoor raadsman],
ten kantore van haar raadsman,
hierna te noemen appellante.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank te Arnhem van 9 oktober 2009, houdende de beslissing op een verzoek ex artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft gehoord in openbare raadkamer van 16 februari 2010 de advocaat-generaal en namens appellante [raadsman], advocaat te [plaatsnaam].
Appellante is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van:
-het verzoekschrift, ingediend op 4 mei 2009 ter griffie van de rechtbank te Arnhem door [raadsman] voornoemd;
-het proces-verbaal van de behandeling van het verzoek door de rechtbank;
-voormelde beschikking van de rechtbank;
-de akte rechtsmiddel van 16 november 2009, opgemaakt door de griffier van de rechtbank te Arnhem, waarbij namens appellante hoger beroep werd ingesteld tegen voormelde beschikking;
-de overige zich in het dossier bevindende stukken.
OVERWEGINGEN
1.De zaak tegen appellant is op 6 februari 2009 door de officier van justitie afgedaan door middel van een sepot, nu in Duitsland gelijktijdig een onderzoek naar appellante zou lopen. De zaak is derhalve geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
2.Het inleidend verzoekschrift strekt tot toekenning van een vergoeding van schade die appellante heeft geleden tengevolge van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis.
3.Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank voor de schade welke appellante tengevolge van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden, de gebruikelijke forfaitaire vergoeding per dag toegekend. Voor een hogere vergoeding heeft de rechtbank geen termen aanwezig geacht, nu van de gestelde immateriële schade onduidelijk is of deze rechtstreeks verband houdt met de ondergane detentie.
4.Het hoger beroep is tijdig ingesteld. Appellante kan in zoverre daarin worden ontvangen.
5.Namens appellante heeft de raadsman als grief tegen de beschikking van de rechtbank aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte geen hogere vergoeding heeft toegekend voor de schade die appellante als gevolg van de ondergane detentie heeft geleden. Voor het overige hebben appellant en zijn raadsman volhard bij hetgeen in het inleidend verzoekschrift is aangevoerd en verzocht.
6.De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing waarvan beroep.
7.Op grond van het bepaalde in artikel 89 en verder van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter aan de gewezen verdachte, in het geval de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten, en de rechter daarvoor – alle omstandigheden in aanmerking genomen – gronden van billijkheid aanwezig acht, een vergoeding toekennen voor schade die hij heeft geleden ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Een dergelijk geval doet zich hier voor.
8.Appellante is op 14 december 2007 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 17 december 2007 de bewaring ingegaan en daarop volgend is de gevangenhouding bevolen. De voorlopige hechtenis is opgeheven op 27 december 2007. Tevens zijn door de rechter-commissaris aan appellante beperkende maatregelen opgelegd welke zijn ingegaan op 17 december 2007 en zijn geëindigd op 27 december 2007.
Derhalve heeft appellante 13 dagen in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht. Van deze dagen heeft zij 13 dagen in het politiebureau en/of beperkingen doorgebracht.
9.De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan appellante een hogere vergoeding dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding moet worden toegekend. Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat appellante ten tijde van de detentie hoogzwanger was en als gevolg van de detentie doodsangsten heeft uitgestaan die tot op heden nog na-ijlen. Nu de zaak tegen de echtgenoot van appellant in Duitsland nog niet is geëindigd en daardoor nog onduidelijk is wat er met de zaak tegen appellante in Duitsland zal gebeuren, verergeren de psychische klachten van appellante nog steeds. De psychische problemen die appellante thans ondervindt, zijn volgens de raadsman het gevolg van haar verblijf in detentie. De raadsman acht gronden van billijkheid aanwezig om de gebruikelijke vergoeding te verhogen met een factor vijf.
10.Het hof stelt voorop dat bij de toekenning van een vergoeding onderscheid moet worden gemaakt tussen de schade die zijn oorzaak vindt in de verdenking en vervolging en de schade door de vrijheidsbeneming. Naar het oordeel van het hof is onvoldoende aannemelijk geworden dat de namens appellante gestelde psychische schade, die tot een hogere vergoeding zou nopen, het gevolg is van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis. Het verzoek wordt in zoverre afgewezen.
11.Het hof ziet evenwel, gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, aanleiding om aan appellante een hogere vergoeding toe te kennen dan de gebruikelijke forfaitaire vergoeding. Het hof acht aannemelijk dat de vrijheidsbeneming voor appellante naar verhouding zwaarder is geweest, aangezien zij bij aanvang van de detentie al zeven maanden zwanger was. Het hof zal daarom op gronden van billijkheid aan appellante een additionele vergoeding toekennen van € 50,= per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
12.Het hof zal aan appellante een vergoeding toekennen van € 120,= per dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en daarboven € 25,= per dag doorgebracht in het politiebureau en/of in beperkingen.
13.Met inachtneming van het bovenstaande kan aan appellante worden toegekend:
- 13 dagen in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht € 1.560,=
- 13 dagen in een politiecel en/of beperkingen doorgebracht € 325,=
totaal € 1.885,=
14.Het hof zal gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de beschikking waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.
BESCHIKKENDE
Het hof:
-vernietigt de beschikking waarvan beroep en kent aan appellante toe op gronden als hiervoor omschreven een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 1.885,= (zegge: achttienhonderd vijfentachtig euro) en gelast de tenuitvoerlegging daarvan;
-wijst af hetgeen meer of anders is verzocht;
-beveelt de griffier om bovenstaand bedrag over te maken op het girorekeningnummer [nummer] t.n.v. [naam].
Deze beschikking is gegeven te Arnhem door mrs. R.W. van Zuijlen, voorzitter, E.A.K.G. Ruys en M. van Seventer, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. B.P. Snijder, griffier, ondertekend door de voorzitter en de griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 maart 2010.