In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 september 2023, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat de Belastingdienst/Toeslagen niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 1 februari 2021 voor herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, aangezien de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft de Belastingdienst op 5 december 2022 in gebreke gesteld, waarna de termijn van twee weken is verstreken zonder dat er een nieuw besluit is genomen. De rechtbank bepaalt dat de Belastingdienst binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit moet nemen, maar kan in bijzondere gevallen een andere termijn vaststellen. In dit geval wordt een termijn van vier weken voor de vooraankondiging als redelijk beschouwd, gezien het aantal aanvragen dat door de Belastingdienst moet worden behandeld.
Daarnaast legt de rechtbank een dwangsom op aan de Belastingdienst, die moet worden betaald vanaf het moment dat de eerste termijn voor de vooraankondiging wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank oordeelt verder dat de Belastingdienst het griffierecht van € 50,- en een vergoeding van € 418,50 voor proceskosten aan eiser moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.