ECLI:NL:RBZWB:2023:662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_5577
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag op grond van de Wet open overheid

In deze zaak gaat het om een beroep dat eisers hebben ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 26 september 2022, zoals vereist door artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. Eisers hebben de aanvraag ingediend om documenten die door verweerder zijn opgemaakt in eerdere procedures, waarin de rechtbank had bepaald dat er nieuwe besluiten moesten worden genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 29 september 2022 door verweerder is ontvangen en dat verweerder uiterlijk op 27 oktober 2022 had moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, hebben eisers verweerder in gebreke gesteld. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen en heeft een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan op 31 januari 2023 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5577

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingesteld omdat verweerder volgens hen niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 26 september 2022 als bedoeld in artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo).

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Bij brief van 5 december 2022 heeft de rechtbank aan verweerder gevraagd de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken in te dienen. Daarnaast is verweerder verzocht in een verweerschrift aan te geven of de beslistermijn is overschreden, wat de reden is van de overschrijding van de beslistermijn en binnen welke termijn een besluit is te verwachten. Ten slotte is verweerder gevraagd, indien paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is, of een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd en zo ja tot welk bedrag.
Omdat verweerder niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 5 december 2022, heeft de rechtbank verweerder bij aangetekende brief van 9 januari 2023 een herinnering toegezonden en verweerder erop gewezen dat indien geen reactie volgt de rechtbank daaraan gevolgen kan verbinden die haar geraden voorkomen.
Tot op heden heeft de rechtbank van verweerder geen stukken en ook geen verweerschrift ontvangen.
Eisers hebben de aanvraag ingediend op 26 september 2022. In deze aanvraag verzoeken eisers om alle documenten die naar aanleiding van het contact van verweerder met de rechtbank in de eerdere procedures [1] met zaaknummers 21/2985 en 21/2986 door verweerder intern zijn opgemaakt. Die zaken zagen op het niet tijdig nemen van besluiten na de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:997). In die uitspraak had de rechtbank bepaald dat het college en de burgemeester ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft een nieuw besluit dienen te nemen op het bezwaar van eisers, respectievelijk op de aanvraag van eisers. In voornoemd contact heeft verweerder toegezegd dat er inmiddels op dit bezwaar en verzoek was beslist.
De rechtbank stelt op basis van de door eisers overgelegde stukken vast dat de aanvraag van 26 september 2022 op 29 september 2022 door verweerder is ontvangen. Verweerder moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. Dat staat in artikel 4.4 van de Woo. Verweerder had dus uiterlijk op 27 oktober 2022 moeten beslissen. De termijn waarbinnen verweerder moet beslissen is daarom voorbij. Eisers hebben verweerder bij ongedateerde brief, ontvangen bij verweerder op 31 oktober 2022, in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Het beroep is kennelijk gegrond.
Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 31 januari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Deze procedures hebben geleid tot een uitspraak, gepubliceerd onder ECLI:NL:RBZWB:2022:5287.