ECLI:NL:RBZWB:2022:5287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 september 2022
Publicatiedatum
12 september 2022
Zaaknummer
AWB- 21_2985 en 21_2986
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door college en burgemeester van de gemeente Sluis

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 september 2022, zijn de beroepen van eisers tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis en de burgemeester van de gemeente Sluis aan de orde. De zaak betreft de niet tijdige besluitvorming op de aanvragen en bezwaren van eisers, die eerder in een uitspraak van 5 maart 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:997) was behandeld. In die uitspraak werd bepaald dat verweerders een nieuw besluit moesten nemen, maar eisers stelden dat dit niet was gebeurd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerders niet tijdig hebben beslist en dat eisers hen in gebreke hebben gesteld. De rechtbank heeft vervolgens geoordeeld dat de beroepen gegrond zijn, omdat er geen nieuw besluit is genomen. Verweerders zijn opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog de besluiten bekend te maken, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. Daarnaast zijn verweerders verplicht om het door eisers betaalde griffierecht van € 181,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 21/2985 en 21/2986

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 september 2022 in de zaken tussen

[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis,

en
de burgemeester van de gemeente Sluis,
verweerders.

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de beroepen die eisers hebben ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2021 (ECLI:NL:RBZWB:2021:997). In die uitspraak staat dat het college en de burgemeester ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft een nieuw besluit dienen te nemen op het bezwaar van eisers, respectievelijk op de aanvraag van eisers. Eisers hebben beroep ingesteld omdat verweerders dat volgens hen niet hebben gedaan.

Overwegingen

De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaken niet nodig is.
Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
Bij brief van 20 juli 2021 heeft de rechtbank aan verweerders gevraagd de op de procedure ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken in te dienen. Daarnaast is verweerders verzocht in een verweerschrift aan te geven of de beslistermijn is overschreden, wat de reden is van de overschrijding van de beslistermijn en binnen welke termijn een besluit is te verwachten. Ten slotte is verweerders gevraagd, indien paragraaf 4.1.3.2 van de Awb van toepassing is, of een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb is verbeurd en zo ja tot welk bedrag.
Omdat verweerders niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn hebben gereageerd op de brief van 20 juli 2021, heeft de rechtbank verweerders bij aangetekende brief van 6 augustus 2021 een herinnering toegezonden en verweerders erop gewezen dat indien geen reactie volgt de rechtbank daaraan gevolgen kan verbinden die haar geraden voorkomen.
Bij brief van 19 augustus 2021 hebben verweerders de op de procedures ‘niet tijdig beslissen’ betrekking hebbende stukken ingediend en daarbij aangegeven dat de besluitvorming op korte termijn zal plaatsvinden.
De gemachtigde van verweerders, [naam gemachtigde] , heeft op 23 september 2021 telefonisch aan de rechtbank laten weten dat de besluiten inmiddels zijn genomen. Vervolgens heeft rechtbank veelvuldig contact gehad met verweerders om een kopie van de besluiten te ontvangen. Ondanks veelvuldig contact en toezeggingen, heeft de rechtbank pas eerst in juni 2022 diverse stukken van verweerders ontvangen. Uit deze stukken bleek echter niet dat er in de onderhavige procedures was beslist. Ook hierna heeft de rechtbank diverse malen contact gehad met verweerders en verzocht om opheldering, maar tot op heden heeft de rechtbank geen nadere reactie ontvangen noch de besluiten waaruit zou blijken dat er daadwerkelijk beslist is. De rechtbank betreurt dit ten zeerste.
Nu de rechtbank niet kan vaststellen of er daadwerkelijk door verweerders is beslist zoals opgedragen in de uitspraak van de rechtbank van 5 maart 2021, zal de rechtbank alsnog uitspraak doen. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat verweerders niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn opnieuw een besluit hebben genomen op het bezwaar respectievelijk op de aanvraag van eisers. Eisers hebben verweerders op 10 juni 2021 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
De beroepen zijn kennelijk gegrond.
Omdat verweerders nog geen (nieuw) besluit hebben genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerders dit alsnog moeten doen.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moeten verweerders dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak.
De rechtbank bepaalt dat verweerders betreffende de beide te nemen besluiten gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moeten betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn voor beide of één van de betreffende besluiten nu nog wordt overschreden door verweerders. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
Omdat de rechtbank de beroepen gegrond verklaart, moeten verweerders aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van de besluiten;
- draagt verweerders op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog de besluiten bekend te maken;
- bepaalt dat verweerders aan eisers betreffende de beide te nemen besluiten gezamenlijk een dwangsom van € 100,- moeten betalen voor elke dag waarmee zij voor beide of één van de betreffende besluiten de hiervoor genoemde termijn overschrijden, met een maximum van € 15.000,-;
- draagt verweerders op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 9 september 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.