ECLI:NL:RBZWB:2023:6415

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
13 september 2023
Zaaknummer
AWB- 23_9088 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet na weigering van medewerking aan huisbezoek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 september 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die bezwaar had gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering door Baanbrekers. De verzoekster ontving sinds 18 april 2020 een bijstandsuitkering, maar deze werd op 10 maart 2023 ingetrokken omdat zij niet had voldaan aan de medewerkingsplicht door niet mee te werken aan een huisbezoek. De verzoekster had eerder bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 maart 2023, maar dit werd ongegrond verklaard door Baanbrekers. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende redenen waren voor het huisbezoek, en dat de verzoekster geen geldige reden had om dit te weigeren. De verzoekster had weliswaar bewijs overgelegd van een ziekenhuisafspraak, maar Baanbrekers had twijfels over de authenticiteit van dit bewijs. De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoekster de medewerkingsplicht had geschonden, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de verzoekster had geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9088 PW VV

uitspraak van 12 september 2023 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster], te [woonplaats verzoekster], verzoekster,

gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer,
en
het dagelijks bestuur van Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers(Baanbrekers), verweerder.

Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 20 maart 2023 van Baanbrekers over de intrekking van haar uitkering op grond van de Participatiewet met ingang van 10 maart 2023 (primair besluit). Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
1.2.
Voordat een zitting heeft plaatsgevonden, heeft Baanbrekers bij besluit van
16 augustus 2023 (bestreden besluit) het bezwaar van verzoekster tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld, zodat het verzoek om voorlopige voorziening geldt als een verzoek gedaan tijdens het beroep bij de rechtbank.
1.3.
Baanbrekers heeft een verweerschrift ingediend.
1.4.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 augustus 2023. Verzoekster en haar gemachtigde, zijn met voorafgaand bericht, niet verschenen. Baanbrekers heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger]

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

2.1.
Verzoekster ontving met ingang van 18 april 2020 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande ouder.
2.2.
Daarna is verzoeksters bijstandsuitkering een aantal keren opgeschort geweest vanwege het niet overleggen van gegevens waar Baanbrekers om had verzocht.
2.3.
Met de brief van 31 januari 2023 heeft Baanbrekers verzoekster uitgenodigd voor een gesprek op 16 februari 2023.
2.4.
Met het besluit van 21 februari 2023 heeft Baanbrekers verzoeksters bijstandsuitkering met ingang van 16 februari 2023 opgeschort, omdat zij zonder reden niet is verschenen op het gesprek op 16 februari 2023.
2.5.
Met het besluit van 20 maart 2023 heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van verzoekster met ingang van 10 maart 2023 ingetrokken, omdat zij niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht door niet mee te werken aan een huisbezoek. Hierdoor is het recht op bijstand niet vast te stellen. Daarnaast heeft Baanbrekers de bijstandsuitkering van verzoekster over de periode van 6 tot 10 maart 2023 opgeschort, omdat verzoekster een aantal gevraagde gegevens niet heeft overgelegd.
2.6.
Met het besluit van 11 april 2023 heeft Baanbrekers verzoeksters bijstandsuitkering met ingang van 6 maart 2023 ingetrokken, omdat verzoekster de gevraagde gegevens nog steeds niet overgelegd heeft.
2.7.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 21 februari, 20 maart en 11 april 2023.
2.8.
Op 11 augustus 2023 heeft verzoekster zich opnieuw gemeld voor een bijstandsuitkering. Op 17 augustus 2023 heeft het intakegesprek plaatsgevonden.
Bestreden besluit
2.9.1.
Met het bestreden besluit van 16 augustus 2023 heeft Baanbrekers het bezwaar tegen de besluiten van 21 februari en 11 april 2023 gegrond verklaard en tegen het besluit van 20 maart 2023 ongegrond.
2.9.2.
Met betrekking tot het besluit van 20 maart 2023, waarbij de bijstandsuitkering van verzoekster met ingang van 10 maart 2023 is ingetrokken, stelt Baanbrekers dat uit onderzoek is gebleken dat:
  • Verzoekster maandelijks veel kosten maakt aan dierbenodigdheden;
  • Er sinds 2020 tientallen advertenties op Marktplaats staan voor kittens en een dekkater;
  • [naam vereniging] (kattenvereniging) 7 stambomen heeft afgegeven;
  • Een kitten van dit ras volgens [naam vereniging] tussen de 850 en 950 euro kost;
  • De wijkagent betrokken was bij een conflict over de dekkater;
  • Verhuurder [naam verhuurder] heeft verklaard dat verzoekster 12 katten had waaronder kittens;
  • Buurtbewoners hebben verklaard dat verzoekster handelt in kittens en een dekkater heeft.
Baanbrekers stelt dat gelet hierop er aanwijzingen zijn dat verzoeker in raskatten handelt.
2.9.3.
Tijdens het gesprek op 10 maart 2023 heeft Baanbrekers verzoekster geconfronteerd met de bevindingen van het onderzoek. Verzoekster heeft ontkend dat zij inkomsten heeft uit de verkoop van kittens en het ter beschikking stellen van haar kater. Zij erkende wel tijdelijk te passen op een nestje kittens van een vriendin. Aansluitend aan het gesprek wilde Baanbrekers een huisbezoek bij verzoekster afleggen, omdat hij wilde controleren hoeveel huisdieren en nestjes en welke materialen voor het fokken en houden van katten aanwezig zouden zijn. Het gesprek had onvoldoende informatie opgeleverd waardoor er volgens Baanbrekers een redelijke grond voor een huisbezoek bestond.
2.9.4.
Baanbrekers stelt dat verzoekster geen geldige reden had om het huisbezoek te weigeren. Verzoekster stelde een afspraak in het ziekenhuis te hebben en leverde foto’s in met een handgeschreven bevestiging van de afspraak. Baanbrekers ziet dit niet als objectief en verifieer bewijsmiddel.
2.9.5.
In bezwaar heeft verzoekster op 31 juli 2013 via de mail een brief van het Jeroen Bosch Ziekenhuis (JBZ) overgelegd waarin staat dat zij op 10 maart 2013 om 11.05 uur een afspraak heeft. Nader onderzoek van die brief leverde volgens Baanbrekers verschillende onregelmatigheden op. Baanbrekers heeft verzoekster daarvan op de hoogte gesteld en verzocht om nadere informatie; een screenshot van haar afspraak via ‘mijnJBZ’. Verder is aan verzoekster gevraagd hoe zij aan de brief van het ziekenhuis was gekomen. Als dat via de mail was, werd verzocht de begeleidende mail van het ziekenhuis te overleggen.
2.9.6
Op 10 augustus 2023 heeft Baanbrekers via de mail een printscreen ontvangen van de afspraak. Uit deze printscreen blijken volgens Baanbrekers eveneens onregelmatigheden. De cijfers in het document zijn afwijkend. Ook hierover is verzoekster geïnformeerd.
2.9.7.
Omdat er op 17 augustus 2023 een intake met verzoekster was, heeft Baanbrekers voorgesteld dat zij dan inlogt op MijnJBZ zodat de afspraak op 10 maart geverifieerd kan worden. Een andere optie is dat verzoekster Baanbrekers toestemming verleent voor het opvragen van informatie bij het JBZ. Verzoekster heeft dat geweigerd omdat zij vindt dat Baanbrekers genoeg informatie heeft en omdat zij bang is dat het JBZ meer informatie verstrekt dan strikt noodzakelijk.
2.9.8.
Baanbrekers stelt dat, omdat verzoekster volhardt in haar weigering, zij de onduidelijkheden niet weg heeft genomen. Dat behoort voor rekeningen en risico van verzoekster te blijven.
Baanbrekers concludeert dat verzoekster geen verifieerbare geldige reden had om op
10 maart 2023 een huisbezoek te weigeren. Het recht op bijstand is als gevolg van een schending van de medewerkingsverplichting terecht ingetrokken.
2.9.9.
De overeenkomst met [naam betrokkene] die verzoekster heeft overgelegd, en waaruit zou blijken dat verzoekster voor de kittens van [naam betrokkene] zorg, laten volgens Baanbrekers onverlet dat er een geldige reden was voor een huisbezoek.

Verzoek

3.1.
Verzoekster stelt dat zij alle gevraagde informatie heeft geleverd en dat zij volledig heeft voldaan aan de inlichtingenplicht.
3.2.
De reden voor intrekking van de bijstandsuitkering is dat verzoekster niet heeft meegewerkt aan een huisbezoek. Verzoekster moest bewijs overleggen van haar afspraak in het ziekenhuis op 10 maart 2023. Dat heeft zij ook gedaan. Vervolgens wilde Baanbrekers nog meer bewijs, een digitale printscreen. Ook die heeft verzoekster geleverd.
3.3.
Verzoekster stelt dat vaststaat dat de afspraak in het ziekenhuis op 10 maart reden was om het huisbezoek op dat moment niet plaats te laten vinden. Volgens verzoekster had Baanbrekers moeten onderzoeken of er alternatieven waren voor het onmiddellijk afleggen van het huisbezoek. Verzoekster heeft zelf aangegeven dat het in de middag kon maar Baanbrekers heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Dat kan verzoekster niet worden verweten.
3.4.
Doordat de bijstandsuitkering is ingetrokken heeft verzoekster onvoldoende inkomsten om in haar levensonderhoud te voorzien. Zij heeft inmiddels een huurachterstand van 5 maanden en huisuitzetting dreigt.
3.5.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit te schorsen.

Juridisch kader

4.1.
De voorzieningenrechter sluit niet uit dat nader onderzoek kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak en doet daarom alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening en niet ook direct in de hoofdzaak.
4.2.
De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening speelt een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in de bodemzaak niet.
4.3.
De voor deze zaak belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Spoedeisend belang
5.1.
Bij intrekking van een bijstandsuitkering neemt de voorzieningenrechter in beginsel spoedeisend belang aan. Zij ziet geen reden om daar in dit geval anders over te denken. Dat verzoekster lang heeft gewacht met haar verzoek om een voorlopige voorziening en het opnieuw aanvragen van een bijstandsuitkering, maakt dat niet anders. Uit de stukken blijkt dat vanwege een huurachterstand ontbinding van verzoeksters huurovereenkomst en huisuitzetting op korte termijn dreigt. Dat maakt dat verzoekster een voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Intrekking bijstandsuitkering
5.2.
De vraag die de voorzieningenrechter moet beantwoorden is of de verwachting is dat het besluit van Baanbrekers, waarbij verzoeksters bijstandsuitkering met ingang van
10 maart 2023 is ingetrokken, in beroep standhoudt. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.
5.3.
Baanbrekers heeft verzoeksters bijstandsuitkering ingetrokken omdat zij niet heeft voldaan aan de medewerkingsplicht waardoor het recht op bijstand niet langer is vast te stellen. Baanbrekers stelt dat er gegronde reden was voor een huisbezoek, maar dat verzoekster dat zonder geldige reden geweigerd heeft.
5.4.
Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gaat het bij intrekking van bijstand om een voor betrokkene belastend besluit. Dit brengt met zich dat op Baanbrekers de bewijslast rust ten aanzien van de vraag of is voldaan aan de voorwaarden om tot intrekking over te gaan. Schending van de medewerkingsverplichting levert grond op voor intrekking van bijstand, als daardoor het recht op bijstand niet langer kan worden vastgesteld.
Verder volgt uit vaste rechtspraak van de CRvB dat een redelijke grond voor een huisbezoek bestaat als voorafgaand aan – dat wil zeggen: vóór of uiterlijk bij aanvang van – het huisbezoek duidelijk is dát en op grond van welke concrete objectieve feiten en omstandigheden redelijkerwijs kan worden getwijfeld aan de juistheid of volledigheid van de door de betrokkene verstrekte gegevens, voor zover deze van belang zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand én de bijstandverlenende instantie deze gegevens niet op een andere effectieve en voor de betrokkene minder belastende wijze kan verifiëren. Onder omstandigheden kan een huisbezoek aangewezen zijn om de verstrekte informatie over de woon- en leefsituatie van de betrokkene te verifiëren, maar van dat verstrekkende controlemiddel dient te worden afgezien indien dat doel op een voor de betrokkene minder ingrijpende wijze kan worden bereikt. In het algemeen komt groot gewicht toe aan het belang van een bijstandverlenende instantie om – zo nodig – onmiddellijk een huisbezoek af te leggen om een door de betrokkene opgegeven woonsituatie te verifiëren. De reden daarvan is dat de mogelijkheid bestaat dat in die woonsituatie voor het huisbezoek een wijziging wordt aangebracht, waardoor dit controlemiddel veel minder effectief is. De bijstandverlenende instantie mag daarom van de betrokkene verlangen dat hij medewerking verleent aan een onmiddellijk af te leggen huisbezoek. Onder bepaalde omstandigheden kan het weigeren van de medewerking de betrokkene echter niet worden tegengeworpen. Dat kan het geval zijn indien de betrokkene een zwaarwegend belang heeft dat de weigering rechtvaardigt of bijvoorbeeld (feitelijk) niet in staat is om de medewerking te verlenen door een in de persoon gelegen lichamelijke of psychische oorzaak of door een oorzaak die buiten zijn risicosfeer ligt. [1]
5.5.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter was er een redelijke grond voor een huisbezoek. Dat is tussen partijen ook niet in geschil. Het geschil spits toe op de vraag of verzoekster een zwaarwegend belang had dat de weigering om het huisbezoek af te leggen rechtvaardigt.
5.6.
Verzoekster stelt dat van haar een onmiddellijk huisbezoek niet verlangd kon worden omdat zij een afspraak had in het ziekenhuis. Zij heeft ter onderbouwing van dat standpunt op 31 juli 2023 een brief van het JBZ van 14 februari 2023 en op 10 augustus 2023 een schermprint van de afspraak in de digitale omgeving aan Baanbrekers gemaild.
5.7.
Baanbrekers stelt dat verzoekster haar afspraak niet met objectieve gegevens heeft onderbouwd. De door verzoekster gemailde stukken bevatten onregelmatigheden en Baanbrekers twijfelt aan de herkomst daarvan. Baanbrekers heeft dit ter zitting nader toegelicht. Daarbij heeft hij onder meer opgemerkt dat de brief van het JBZ afwijkt van hetgeen hem uit andere dossiers bekend is.
5.8.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Baanbrekers voldoende heeft toegelicht waarom aan de overgelegde stukken van het JBZ kan worden getwijfeld. Baanbrekers heeft dan ook van verzoekster aanvullend ‘bewijs’ kunnen verlangen. Zij had dat eenvoudig kunnen leveren door de begeleidende mail van het JBZ te overleggen, in het geval de brief met de afspraakbevestiging door JBZ aan haar gemaild was, of in aanwezigheid van een medewerker van Baanbrekers kunnen loggen op MijnJBZ, bijvoorbeeld tijdens de intake op 17 augustus 2023. Verzoekster heeft dat echter nagelaten.
5.9.
De voorzieningenrechter komt tot de slotsom dat daardoor onvoldoende is gebleken dat verzoekster een geldige reden had om medewerking aan het huisbezoek te weigeren, terwijl het op verzoeksters weg ligt om dat aannemelijk te maken. Dat betekent dat verzoekster de medewerkingsplicht heeft geschonden. Baanbrekers heeft kunnen stellen dat daardoor het recht op bijstand met ingang van 10 maart 2023 niet langer vast te stellen is, ook niet schattenderwijs. De voorzieningenrechter heeft dan ook de verwachting dat het besluit van Baanbrekers, waarbij verzoeksters bijstandsuitkering met ingang van 10 maart 2023 is ingetrokken, in beroep standhoudt en ziet geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie

De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen.
Verzoekster heeft als gevolg daarvan geen recht op vergoeding van haar griffierecht of proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 12 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage: Juridisch kader

Participatiewet
Artikel 17
1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
2. De belanghebbende verleent het college desgevraagd de medewerking die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van deze wet.
Artikel 54
3. Het college herziet een besluit tot toekenning van bijstand, dan wel trekt een besluit tot toekenning van bijstand in, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 30c, tweede en derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand. Onverminderd het elders in deze wet bepaalde terzake van herziening of intrekking van een besluit tot toekenning van bijstand kan het college een besluit tot toekenning van bijstand herzien of intrekken, indien anderszins de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 19 mei 2023 (ECLI:NL:CRVB:2023:973) en van 16 augustus 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1864)