ECLI:NL:RBZWB:2023:6371

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1508
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake het recht op kindgebonden budget

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 september 2023, wordt het beroep van eiseres beoordeeld met betrekking tot haar recht op kindgebonden budget. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.H. Vader, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, dat haar recht op kindgebonden budget voor het jaar 2021 had vastgesteld op € 1.112,00. Dit besluit was gebaseerd op een eerdere beëindiging van haar recht op kinderbijslag door de Sociale Verzekeringsbank (Svb) per 31 maart 2021.

De rechtbank heeft op 25 augustus 2023 de zaak behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank constateert dat eiseres geen recht meer heeft op kindgebonden budget vanaf juli 2021, en dat het geschil enkel betrekking heeft op de maanden april tot en met juni 2021. De Belastingdienst/Toeslagen heeft op 13 april 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen, die in de plaats komt van het eerdere besluit van 7 maart 2022. De rechtbank oordeelt dat het procesbelang van eiseres bij de beoordeling van het besluit van 7 maart 2022 is komen te vervallen, omdat de Belastingdienst/Toeslagen haar recht op kindgebonden budget over de maanden april tot en met juni 2021 heeft herzien.

De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat er geen procesbelang meer is bij de beoordeling van het besluit van 13 april 2022. De rechtbank wijst erop dat er mogelijk nieuwe ontwikkelingen zijn met betrekking tot het recht op kinderbijslag, maar dit heeft geen invloed op de huidige uitspraak. Eiseres krijgt geen vergoeding van proceskosten, aangezien de toekenning van het kindgebonden budget niet het gevolg is van door haar aangevoerde gronden, maar van nieuw bekende feiten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/1508 WETKB

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. B.H. Vader),
en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar recht op kindgebonden budget.
1.1.
Met het besluit van 21 oktober 2021 (primair besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen het recht van eiseres op kindgebonden budget over het jaar 2021 vastgesteld op € 1.112,00. Met het bestreden besluit van 7 maart 2022 op het bezwaar van eiseres is de Belastingdienst/Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 25 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en [naam 2] namens de Belastingdienst/Toeslagen. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten en omstandigheden
2. Eiseres heeft een zoon, [naam 3] . [naam 3] is geboren op [geboortedag] 2014.
Eiseres ontving vanaf [geboortedag] 2014 kinderbijslag voor haar zoon van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Daarnaast ontving eiseres kindgebonden budget van de Belastingdienst/Toeslagen.
Met het besluit van 28 december 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan eiseres een voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2021 toegekend van € 4.446,00.
Op 15 september 2021 heeft de Belastingdienst/Toeslagen bericht ontvangen van de Svb dat het recht op kinderbijslag van eiseres per 31 maart 2021 is beëindigd.
Met het primaire besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2021 herzien naar € 1.112,00. Dit voorschot betreft de maanden januari tot en met maart 2021.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Op 17 maart 2022 ontving de Belastingdienst/Toeslagen bericht van de Svb dat het recht op kinderbijslag van eiseres per 30 juni 2022 is beëindigd.
Met het besluit van 13 april 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot kindgebonden budget voor het jaar 2021 herzien naar € 2.223,00. Dit voorschot ziet op de maanden januari tot en met juni 2021.
Standpunt eiseres
3. Eiseres voert aan dat zij ook na 31 maart 2023 nog recht op kinderbijslag heeft. Ter onderbouwing van haar stelling heeft zij een besluit van de Svb van 22 maart 2022 overgelegd.
Wettelijk kader
4. In artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, voor zover hier van belang, bepaald dat het beroep van rechtswege mede betrekking heeft op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Oordeel van de rechtbank
5.1
Op basis van het (aanvullend) beroepschrift stelt de rechtbank vast dat door eiseres niet wordt betwist dat zij vanaf het juli 2021 geen recht (meer)op kindgebonden budget heeft. Dit geschil ziet dan ook alleen op het recht op kindgebonden budget van eiseres over de maanden april tot en met juni 2021.
Beslissing op bezwaar van 7 maart 2022
5.2
Zoals onder 2. is aangegeven, heeft de Belastingdienst/Toeslagen bij besluit van 13 april 2022 een herziene beslissing op bezwaar genomen. Dit nieuwe besluit treedt in de plaats van de bestreden beslissing op bezwaar van 7 maart 2022. Op grond van artikel 6:19 van de Awb heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op dit besluit van 13 april 2022.
5.3
De rechtbank is van oordeel dat het procesbelang van eiseres bij de beoordeling van het besluit van 7 maart 2022 is komen te vervallen, omdat de Belastingdienst/Toeslagen dit besluit bij het besluit van 13 april 2022 heeft herzien. Om deze reden wordt het beroep van eiseres voor zover gericht tegen de beslissing op bezwaar van 7 maart 2022 dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Beslissing op bezwaar van 13 april 2022
5.4
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of eiseres nog een procesbelang heeft bij de beoordeling van het besluit van 13 april 2022.
5.5
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] geldt dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang indien het resultaat dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. Het hebben van een louter formeel of principieel belang is onvoldoende voor het aannemen van (voldoende) procesbelang.
5.6
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang meer bij de beoordeling van het beroep tegen het besluit van 13 april 2022 in deze procedure, nu de Belastingdienst/Toeslagen in dat besluit geheel tegemoet is gekomen door alsnog kindgebonden budget te verstrekken over de maanden april tot en met juni 2021. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen het besluit van 13 april 2022.
5.7
Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet langer een procesbelang heeft bij de beoordeling van het besluit van 13 april 2022. Het beroep voor zover gericht tegen dit besluit zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nieuw besluit
5.8
Ter zitting is namens de Belastingdienst/Toeslagen verklaard dat de Svb op 8 september 2022 een nieuw besluit heeft genomen, inhoudende dat eiseres over het tweede kwartaal van 2021 toch geen recht op kinderbijslag heeft. Deze opmerking vormt voor de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel in de onderhavige procedure te komen, nu ter zitting tevens is verklaard dat door de Belastingdienst/Toeslagen nog geen nader formeel besluit is genomen ten aanzien van het recht van eiseres op kindgebonden budget over de maanden april tot en met juni 2021. De rechtbank wijst eiseres er wel op dat het besluit van de Svb van 8 september 2022 mogelijk tot een ander besluit van de Belastingdienst/Toeslagen over het recht op kindgebonden budget over de maanden april tot en met juni 2021 kan leiden.
Proceskosten
5.9
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De rechtbank overweegt hiertoe dat het alsnog bij wijze van voorschot toekennen van kindgebonden budget over de maanden april tot en met juni 2021 door de Belastingdienst/Toeslagen niet het gevolg is van een door eiseres in bezwaar of beroep aangevoerde grond, maar vanwege nieuw bekende feiten en omstandigheden. [2]

Conclusie en gevolgen

6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is het beroep van eiseres niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk zal behandelen. Zoals onder 5.9 is overwogen, krijgt eiseres geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 6 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.bijvoorbeeld de uitspraak van 23 juli 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1119