ECLI:NL:RBZWB:2023:6369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
11 september 2023
Zaaknummer
AWB- 22_1266 en 22_3795
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van studiefinanciering aanvragen op basis van de Wet studiefinanciering 2000

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 5 september 2023, wordt de zaak behandeld van een eiser die in beroep gaat tegen de afwijzing van zijn aanvragen om studiefinanciering door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De eiser, een burger van Frankrijk, had studiefinanciering aangevraagd voor de periode van augustus 2021 tot en met augustus 2022, maar zijn aanvragen werden afgewezen op basis van het niet voldoen aan de nationaliteitseis. De rechtbank beoordeelt of de afwijzing van DUO terecht was, waarbij de eiser aanvoert dat hij als migrerend werknemer moet worden aangemerkt vanwege zijn stage bij een bedrijf in Nederland. De rechtbank concludeert dat de eiser inderdaad reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht en dat hij daarom recht heeft op studiefinanciering voor de genoemde periode. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten van DUO en draagt hen op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens wordt DUO veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: 22/1266 en 22/3795

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2023 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats] , eiser,
gemachtigde: mr. P.K. Singh,
en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvragen om studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
1.1.
Eiser heeft bij DUO studiefinanciering aangevraagd. Met het besluit van 6 juli 2021, [kenmerk 1] (primair besluit 1), heeft DUO eisers aanvraag om een aanvullende beurs, lening en reisvoorziening voor de maand augustus 2021 afgewezen, omdat eiser niet aan de nationaliteitseis voldoet. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Met het besluit van 6 juli 2021, [kenmerk 2] (primair besluit 2), heeft DUO eisers aanvraag om een aanvullende beurs, lening en reisvoorziening voor de maanden september 2021 tot en met december 2021 afgewezen, omdat eiser niet aan de nationaliteitseis voldoet. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.2.
Vervolgens heeft DUO met het besluit van 17 januari 2022, [kenmerk 3] (bestreden besluit 1), eisers bezwaren ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV bij primaire besluiten 1 en 2 is gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen bestreden besluit 1. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
Met het besluit van 14 januari 2022, [kenmerk 4] (primair besluit 3), heeft DUO eisers aanvraag om een aanvullende beurs en reisvoorziening voor de maanden januari 2022 tot en met augustus 2022 afgewezen, evenals de lening voor de maanden januari 2022 tot en met december 2022, omdat eiser niet aan de nationaliteitseis voldoet. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.4.
Vervolgens heeft DUO met het besluit van 28 juni 2022, [kenmerk 5] (bestreden besluit 2), eisers bezwaar ongegrond verklaard. Dit betekent dat het UWV bij primair besluit 3 is gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld bij deze rechtbank tegen bestreden besluit 2. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De beroepen zijn besproken op de zitting van de rechtbank in Breda op 13 juni 2023. Partijen zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.
1.6.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met zes weken.

Overwegingen van de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of DUO op goede gronden eisers aanvragen om studiefinanciering (aanvullende beurs, lening en reisvoorziening) heeft afgewezen. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.
Beroepsgronden
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij Unieburger is en dat hij door zijn stage bij [bedrijf] van augustus 2021 tot en met augustus 2022 als migrerend werknemer dient te worden aangemerkt, waardoor hij recht heeft op studiefinanciering in Nederland. Ook voldoet hij aan de inkomensnorm die DUO hanteert, waardoor een individuele beoordeling achterwege kan blijven. Uit eisers verklaring over zijn werkzaamheden, het document van [bedrijf] over de doelstellingen en taken, het verzekeringsbericht en de stageovereenkomst volgt dat eiser heeft bijgedragen aan de gebruikelijke werkzaamheden van het bedrijf, deze onder gezagsverhouding heeft uitgevoerd en dat hij hier een vergoeding voor ontving. Hij voldoet dus aan de eisen voor reële en daadwerkelijke arbeid. Ook als eiser geen migrerend werknemer zou zijn, heeft hij als economisch niet-actieve burger – naast collegegeldkrediet – recht op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. Verder heeft eiser aangevoerd dat bestreden besluit 1 in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en bestreden besluit 2 met het motiveringsbeginsel. Tot slot wenst eiser een proceskostenvergoeding voor de bezwaar- en beroepsfase, met vaststelling van het gewicht van de zaken op ‘zwaar’.
4.
Beoordeling door de rechtbank
4.1.1.
Eiser is burger van één van de lidstaten van de Europese Unie (EU), te weten Frankrijk. Eiser stond ingeschreven als student WO Master Transport and Supply Chain Management aan VU Amsterdam.
4.1.2.
Vooropgesteld wordt dat een studerende die niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, voor studiefinanciering in aanmerking kan komen. [1] Een studerende uit één van de lidstaten van de EU of een daarmee gelijkgestelde staat kan aanspraak maken op volledige studiefinanciering als sprake is van een duurzaam verblijfsrecht (vijf jaar legaal in Nederland verblijven) [2] of van voldoende economische activiteit (migrerend werknemer zijn). [3]
4.1.3.
De te beoordelen perioden die aanbod komen in deze uitspraak zijn de stageperiode van augustus 2021 tot en met augustus 2022 en de periode daarna van september 2022 tot en met december 2022.
4.2.
Stageperiode: augustus 2021 tot en met augustus 2022
4.2.1.
In de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022 heeft eiser stage gelopen bij [bedrijf] op de [afdeling] voor 40 uur per week en hij ontving daarvoor maandelijks € 800,- bruto vergoeding en een reiskostenvergoeding van € 130,-.
Werknemerschap in de zin van artikel 45 van het VWEU
4.2.2.
De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 14 april 2023 [4] overwogen dat het begrip ‘werknemer’ volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (Hof) een communautaire, dat wil zeggen Europeesrechtelijke reikwijdte heeft en niet beperkt mag worden uitgelegd. Werknemer in de zin van het VWEU is eenieder die reële en daadwerkelijke arbeid verricht, met uitsluiting van werkzaamheden van zo geringe omvang dat zij louter marginaal en bijkomstig zijn. Bij het onderzoek of is voldaan aan deze voorwaarde moet de nationale rechter zich baseren op objectieve criteria en alle omstandigheden van de zaak die te maken hebben met de aard van zowel de betrokken werkzaamheden als de betrokken arbeidsverhouding, in hun geheel beoordelen. Hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en hiervoor een beloning ontvangt. [5]
4.2.3.
DUO voert ter invulling van het begrip werknemer in de zin van artikel 45 van het VWEU, beleid dat is neergelegd in de beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap, die in werking is getreden op 1 januari 2014. Voor DUO is volgens deze beleidsregel van belang dat de student die als migrerend werknemer wil worden aangemerkt in ieder geval een arbeidsovereenkomst moet hebben afgesloten, moet werken en daarvoor loon moet ontvangen. Ook kunnen zowel de duur als de regelmaat van de werkzaamheden een rol spelen bij de beoordeling. DUO gaat ervan uit dat iedere student die in de controleperiode 56 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft. Indien de student niet voldoet aan dit criterium kan volgens DUO nader onderzoek worden gedaan naar de individuele omstandigheden van het geval.
In de uitspraak van 14 april 2023 heeft de CRvB geoordeeld dat het beleid met het urencriterium van 56 uur een te beperkte invulling geeft aan het begrip werknemerschap. Een vertrekpunt van gemiddeld 32 uur per maand, zoals neergelegd in het beleid dat de minister tot 1 januari 2014 voerde, is naar het oordeel van de CRvB wel aanvaardbaar. [6]
Beoordeling van eisers stage
4.2.4.
De rechtbank stelt vast dat de beleidsregel van DUO geschreven is voor werkzaamheden in loondienst. Weliswaar heeft eiser gelijk dat hij voldoet aan de norm van 56 uur per maand, maar DUO stelt zich terecht op het standpunt dat dit niet doorslaggevend is bij de beoordeling of eiser als migrerend werknemer kan worden aangemerkt: doorslaggevend is immers of hij tijdens die uren reële en daadwerkelijke arbeid verricht. Dit betekent echter niet dat DUO geen inhoudelijke beoordeling kon verrichten voor eisers situatie, los van het 56-uur criterium die in de beleidsregel is opgenomen. Eiser heeft namelijk ten aanzien van zijn stage verschillende gegevens overgelegd, waaronder een stageovereenkomst van 23 juni 2021, een UWV-verzekeringsbericht van (meest recent) 11 juli 2022, een document ‘Coaching for interns’ en een eigen verklaring over werkzaamheden bij [bedrijf] van 2 augustus 2022. Uit deze gegevens volgt de materiële invulling van eisers stage.
4.2.5.
De rechtbank overweegt dat eiser in de e-mail van 2 augustus 2022 een gedetailleerde verklaring heeft gegeven over zijn dagelijkse werkzaamheden bij [bedrijf] . Hij verklaart onder andere dat zijn werkdag overeenkomt met die van fulltime werknemers van [bedrijf] , dat hij vijf dagen per week werkt van ongeveer 9.00 uur tot 17.00 uur, waarbij hij taken verricht als het bijhouden van e-mails en telefoontjes, dagelijks takenoverleg en het uitvoeren van die taken, overleggen met management en het reviewen van de dagelijkse takenlijst. Verder zijn in het document ‘Coaching for interns’ de stagedoelen (met business goals en accountabilities), leiderschapskwaliteiten, ontwikkelplan en toekomstige interesses opgenomen. Ook heeft eiser in zijn e-mail van 11 juni 2021 aangegeven dat hij een hoge stagevergoeding ontvangt bij [bedrijf] , omdat zijn werkzaamheden niet alleen educatieve aspecten kent maar ook een niet-educatief werk gerelateerde aspecten.
4.2.6.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met wat hierboven is overwogen aannemelijk gemaakt dat hij in de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022 reële en daadwerkelijke arbeid heeft verricht bij [bedrijf] . Eiser werkte onder gezag van een medewerker van het bedrijf en kreeg dagelijks taken toebedeeld. Hij ontving hiervoor een geldelijke beloning, die aan te merken is als vergoeding voor het verrichten van taken voor de onderneming en meer dan de helft van de toepasselijke bijstandsnorm bedraagt. De taken genoemd in het document ‘Coaching for interns’ en de verklaring van eiser van 2 augustus 2022 over de materiële invulling van zijn stage, wat niet is betwist door DUO, zijn hierbij van belang. Hieruit kan worden afgeleid dat eiser werkzaamheden verrichtte ten behoeve van de onderneming en niet slechts met educatieve doeleinden. Hierbij speelt ook mee dat het niet om een korte meeloopstage ging, maar dat eiser gedurende een jaar werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf] waarbij aannemelijk is dat hij noemenswaardige productiviteit leverde voor [bedrijf] . Nu eisers werkzaamheden bij [bedrijf] van een dusdanige omvang waren en hij hiervoor ook een beloning ontving, is de rechtbank van oordeel dat eiser in de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022 kan worden aangemerkt als migrerend werknemer in de zin van de beleidsregel. Dat betekent dat eiser voor deze periode in aanmerking komt voor studiefinanciering.
4.3.
Periode na de stage: september 2022 tot en met december 2022
De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat eiser in de maanden september 2022 tot en met december 2022 enige werkzaamheden heeft verricht. Eiser kan in deze maanden dan ook niet worden aangemerkt als migrerend werknemer.
4.4.
Subsidiaire beroepsgrond
Eiser heeft zich subsidiair nog op het standpunt gesteld dat hij als economisch niet-actieve burger – naast collegegeldkrediet – recht zou hebben op het studentenreisproduct en een deel van de basisbeurs. De rechtbank verwijst in dit kader naar de uitspraak van de CRvB van
4 december 2019 [7] , waarin is overwogen dat de wetgever in de Wsf 2000 onderscheid heeft gemaakt tussen de kosten voor toegang tot het onderwijs en de kosten voor levensonderhoud. De kosten voor toegang tot het onderwijs betreffen het collegegeld, als tegemoetkoming hierin wordt voorzien in financiële steun in de vorm van een collegegeldkrediet. Daarnaast wordt een tegemoetkoming in de kosten voor levensonderhoud verstrekt. Dit is een algemeen normbedrag bedoeld voor dekking van de overige kosten die een student heeft. In dit normbedrag zijn geen afzonderlijke componenten opgenomen. Voor zover steun voor de aanschaf van boeken en leermiddelen kan worden geacht te zijn begrepen in de algemene normbedragen in de Wsf 2000, doet dit volgens de CRvB niet af aan de vaststelling dat het normbedrag steun ter dekking van kosten van levensonderhoud betreft die wordt toegekend in de vorm van een studiebeurs of -lening, en daarmee valt onder de in artikel 24, tweede lid, van de Richtlijn neergelegde afwijking van het beginsel van gelijke behandeling van artikel 18 van het VWEU. De migrerende economisch niet actieve EU-student heeft daar dan ook pas recht op na het voldoen aan de verblijfsduurvoorwaarde van vijf jaar. Het betoog van eiser dat hij als economisch niet-actieve student recht heeft op dat deel van de studiefinanciering dat bestemd is ter dekking van de kosten van boeken en leermiddelen kan dan ook niet slagen.

Conclusie en gevolgen

5.1.
Uit overwegingen 4.2.1 tot en met 4.2.6 volgt dat DUO in de bestreden besluiten niet op goede gronden de aanvragen van eiser heeft afgewezen over de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022. De bestreden besluiten kunnen dan ook niet in stand blijven. De beroepen van eiser zullen dan ook gegrond worden verklaard. De rechtbank vernietigt de bestreden besluiten voor zover die zien op de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022. DUO zal daarom binnen zes weken een nieuw besluit moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak.
5.2.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet DUO in beide zaaknummers aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank DUO in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. DUO wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank per zaaknummer vast op
€ 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1), dus in totaal € 1.674,-. De rechtbank ziet geen aanleiding om een ander tarief dan het normale tarief aan te houden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen gegrond;
  • vernietigt de bestreden besluiten voor zover deze zien op de maanden augustus 2021 tot en met augustus 2022;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten voor het overige in stand blijven;
  • draagt DUO op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt DUO op het betaalde griffierecht van € 100,- in totaal aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt DUO in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 5 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: wettelijk kader

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Artikel 18 van het VWEU bepaalt dat binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden is.
Artikel 45, eerste lid, van het VWEU bepaalt, voor zover van belang, dat:
1. Het verkeer van werknemers binnen de Unie is vrij.
2. Dit houdt de afschaffing in van elke discriminatie op grond van de nationaliteit tussen de werknemers der lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden.
Verordening Nr. 492/2011
Met ‘Verordening’ wordt in deze uitspraak bedoeld Verordening Nr. 492/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie.
Artikel 7 van de Verordening bepaalt dat:
1. Een werknemer die onderdaan is van een lidstaat mag op het grondgebied van andere lidstaten niet op grond van zijn nationaliteit anders worden behandeld dan de nationale werknemers, wat betreft alle voorwaarden voor tewerkstelling en arbeid, met name op het gebied van beloning, ontslag, en, indien hij werkloos is geworden, wederinschakeling in het beroep of wedertewerkstelling.
2. Hij geniet er dezelfde sociale en fiscale voordelen als de nationale werknemers.
3. Hij kan eveneens op dezelfde wijze en onder dezelfde voorwaarden als de nationale werknemers het onderwijs in vakscholen en in de revalidatie- en herscholingscentra volgen.
4. Bepalingen van collectieve of individuele arbeidsovereenkomsten of van enige andere collectieve regeling inzake het aanvaarden van arbeid, de tewerkstelling, de beloning, de overige arbeidsvoorwaarden en de voorwaarden voor ontslag zijn van rechtswege nietig, voor zover daarin discriminerende voorwaarden worden vastgesteld of toegestaan ten opzichte van werknemers die onderdaan zijn van andere lidstaten
Richtlijn 2004/38/EG
Met ‘Richtlijn’ wordt in deze uitspraak bedoeld Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.
Op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Richtlijn heeft iedere burger van de Unie het recht gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat te verblijven indien hij in het gastland werknemer of zelfstandige is.
Op grond van artikel 24, eerste lid, van de Richtlijn geniet iedere burger van de Unie die op basis van deze richtlijn op het grondgebied van een gastland verblijft, binnen het toepassingsgebied van het Verdrag dezelfde behandeling als de onderdanen van dat gastland.
Op grond van het tweede lid van dit artikel is het gastland, in afwijking van het eerste lid, niet verplicht steun voor levensonderhoud toe te kennen voor studies, inclusief beroepsopleiding, in de vorm van een studiebeurs of lening, aan andere personen dan werknemers of zelfstandige of personen die deze status hebben behouden, en hun familieleden.
Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000)
Artikel 2.2 van de Wsf 2000 bepaalt, voor zover in deze zaak van belang, dat:
1. Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die:
b. niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld.
Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap
Met ‘Beleidsregel’ wordt in deze uitspraak bedoeld Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 13 december 2012, nr. HO&S/463528, inzake het controlebeleid migrerend werknemerschap op grond van artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Beleidsregel controlebeleid migrerend werknemerschap):

Voetnoten

1.Artikel 2.2, aanhef en onder b, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000).
2.Artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 (de Richtlijn).
3.Artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
4.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:700.
5.Zie het arrest van het Hof van 26 februari 1992, C-357/89, Raulin, ECLI:EU:C:1992:87, punt 14 en het arrest Vatsouras, punt 26.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 14 april 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:700.