ECLI:NL:RBZWB:2023:6334

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
BRE 23/1058
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet betalen griffierecht in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2023, wordt het beroep van belanghebbende B.V. tegen de aanslag precariobelasting 2021 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald. De belanghebbende had de mogelijkheid om het griffierecht van € 365,- te voldoen binnen een door de griffier gestelde termijn, maar heeft dit niet gedaan. De griffier had belanghebbende op 9 maart 2023 per aangetekende brief in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken te betalen, maar deze termijn is verstreken zonder dat de betaling heeft plaatsgevonden.

De rechtbank benadrukt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht niet verontschuldigbaar is, ook al heeft de belanghebbende verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens samenhang met andere procedures. De rechtbank stelt vast dat de verplichting om het griffierecht te betalen niet vervalt door de stelling van de belanghebbende dat er sprake is van samenhangende zaken.

Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1058

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gesteld [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 14 november 2022. Het beroep ziet op de aanslag precariobelasting 2021 met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het griffierecht niet is betaald en het niet betalen niet verontschuldigbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41 van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 365,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. Dat betekent dat er een ‘goede’ reden moet zijn waarom het griffierecht niet (tijdig) is betaald.
Heeft belanghebbende het griffierecht tijdig betaald?
4. De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 9 maart 2023 belanghebbende in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Belanghebbende heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Belanghebbende heeft bij brief van 15 februari 2023 verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens samenhang van de procedures met zaaknummers BRE 21/4917 tot en met 21/4920.
De rechtbank merkt op dat de omstandigheid dat belanghebbende zich op het standpunt stelt dat sprake is van samenhangende zaken, dit belanghebbende niet ontslaat van de verplichting om binnen de gestelde termijn het griffierecht te voldoen. [1] Verder heeft de griffier van de rechtbank het verzoek om slechts éénmaal griffierecht te heffen afgewezen, omdat er sprake is van meerdere beroepschriften en niet van één beroepschrift dat is ingesteld tegen meerdere samenhangende uitspraken op bezwaar. [2]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 14 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:560
2.Artikel 8:41, derde lid van de Awb.