ECLI:NL:RBZWB:2023:6312

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
BRE 22/3754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijke kwestie tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Veere. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van een onroerend goed vastgesteld en de belanghebbende had hiertegen bezwaar gemaakt. Na een uitspraak op bezwaar, waarbij het bezwaar gegrond werd verklaard en de waarde werd verminderd, heeft de belanghebbende beroep ingesteld. Tijdens de procedure heeft de heffingsambtenaar aangegeven dat er een compromis was bereikt, waarna de belanghebbende het beroep heeft ingetrokken, met het verzoek om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de heffingsambtenaar tegemoet was gekomen aan het beroep van de belanghebbende, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank wees erop dat de proceskostenvergoeding alleen kan worden gevraagd voor tijdverzuim in verband met zittingen of onderzoekshandelingen, en niet voor het voorbereiden of lezen van stukken. Bovendien was er geen bewijs van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking kwamen volgens de geldende regelgeving.

De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de heffingsambtenaar verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, en dat de belanghebbende zich hiervoor tot de heffingsambtenaar moet wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3754

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

De heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Procesverloop

Met dagtekening 16 februari 2022 heeft de heffingsambtenaar bij beschikking krachtens de Wet waardering onroerende zaken de waarde vastgesteld van het pand [adres] met [aanslagnummer] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 8 juli 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard en de waarde verminderd.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
Bij brief van 27 oktober 2022 heeft de heffingsambtenaar medegedeeld dat er een compromis is bereikt met belanghebbende.
Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek de heffingsambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat hij kan instemmen met een kostenveroordeling zolang het geschiedt op basis van wettelijke regels.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de heffingsambtenaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende.
Belanghebbende heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
De heffingsambtenaar is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en bij verletkosten die voor vergoeding in aanmerking komen, moet worden gedacht aan kosten van tijdverzuim voor bijvoorbeeld het bijwonen van een zitting of onderzoekshandeling op initiatief van de rechter. [1] Een proceskostenvergoeding kan niet worden gevraagd voor het tijdverzuim in verband met het voorbereiden, lezen of het schrijven van stukken.
Verder is ook niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Bpb.
De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. Belanghebbende zal zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 16 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2082