Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager tegen de inbeslagname van een Audi A4 Avant. Het klaagschrift, ingediend op 28 maart 2023, strekt tot opheffing van het beslag en teruggave van het voertuig aan de klager. De klager stelt eigenaar te zijn van de inbeslaggenomen auto en heeft bankafschriften overgelegd ter onderbouwing van zijn eigendom. Tijdens de behandeling in raadkamer op 22 augustus 2023 zijn de officier van justitie, de klager en zijn raadsvrouw gehoord. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het voortduren van het beslag in strijd is met de proportionaliteit en subsidiariteit, en dat de Audi aan waarde verliest door het beslag.
De officier van justitie heeft echter betoogd dat het beslag gehandhaafd moet blijven, omdat de klager niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het voertuig met eigen middelen heeft aangeschaft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een fors tijdsverloop is tussen de opname van geldbedragen op de bankrekening van de klager en de aanschaf van de Audi, en dat er geen directe link bestaat tussen het geld en de aankoop van het voertuig. De rechtbank oordeelt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de Audi, en dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de Audi verbeurd zal verklaren.
De rechtbank heeft het klaagschrift ongegrond verklaard, en deze beslissing is op 5 september 2023 gegeven door rechter R.J.H. de Brouwer, in tegenwoordigheid van griffier D. van Spelde. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.