ECLI:NL:RBZWB:2023:621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_2727
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag door de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag (IIT) beoordeeld. Eiseres, die sinds september 2011 een bijstandsuitkering ontvangt, had op 3 november 2020 een aanvraag voor IIT ingediend, welke haar was toegekend. Echter, op 8 december 2020 diende zij opnieuw een aanvraag in, die door Baanbrekers werd afgewezen op basis van het feit dat zij slechts eenmaal per 12 maanden in aanmerking kan komen voor een IIT. Baanbrekers stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.

De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres via videoverbinding aanwezig was. Baanbrekers was niet vertegenwoordigd. De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de weigering op basis van artikel 36, derde lid, van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat onbekendheid met regelgeving geen bijzondere omstandigheid vormt die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt.

Eiseres heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met meer dan een maand is overschreden en kent eiseres een schadevergoeding van € 500,00 toe, te betalen door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af, behalve de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/2727 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 januari 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. F.E.R.M. Verhagen,
en

Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers (Baanbrekers).

en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag haar een individuele inkomenstoeslag (IIT) toe te kennen.
Baanbrekers heeft deze aanvraag met het besluit van 15 december 2020 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 mei 2021 (verzonden op 20 mei 2021) op het bezwaar van eiseres is Baanbrekers bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres (via een videoverbinding) en de gemachtigde van eiseres. Baanbrekers heeft zich, met bericht van verhindering, niet laten vertegenwoordigen.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank beoordeelt of Baanbrekers terecht heeft geweigerd eiseres in aanmerking te brengen voor een individuele inkomenstoeslag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
1
. Feiten.
Eiseres ontvangt sinds september 2011 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande (ouder). Eiseres heeft op 3 november 2020 een aanvraag voor een IIT ingediend, welke haar is toegekend met ingang van 3 november 2020.
Eiseres heeft op 8 december 2020 (opnieuw) een aanvraag IIT ingediend, waarbij zij heeft aangegeven dat deze aanvraag betrekking heeft op de voorgaande jaren.
Met het primaire besluit van 16 december 2020 heeft Baanbrekers deze aanvraag afgewezen omdat zij slechts eenmaal per 12 maanden in aanmerking kan komen voor een IIT.
2.
Het bestreden besluit.
Baanbrekers stelt zich op het standpunt dat eiseres slechts één keer per 12 maanden in aanmerking kan komen voor een IIT en daarom pas per 3 november 2021 opnieuw daarvoor in aanmerking kan komen. Verder stelt Baanbrekers dat het niet mogelijk is om IIT toe te kennen met terugwerkende kracht. De peildatum kan in beginsel niet liggen vóór de dag waarop eiseres zich heeft gemeld om IIT aan te vragen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Baanbrekers stelt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn omdat Baanbrekers niet de verplichting heeft om uit eigen beweging uitkeringsgerechtigden te informeren of bijvoorbeeld aanvraagformulieren te sturen.
3.
Standpunt van eiseres.
Eiseres voert in beroep, samengevat, aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden die ertoe moeten leiden dat van een eerdere peildatum wordt uitgegaan. Zij verwijst naar het bezwaarschrift waarin zij heeft gesteld dat Baanbrekers haar onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheid een IIT aan te vragen. Daarom was zij er niet van op de hoogte en heeft zij jarenlang als alleenstaande moeder de eindjes aan elkaar moeten knopen. Eiseres stelt dat Baanbrekers haar niet in persoonlijke brieven en gesprekken heeft geïnformeerd maar dat slechts wordt verwezen naar algemene informatiekanalen. Eiseres stelt dat Baanbrekers niet heeft voldaan aan de actieve informatievoorziening zoals die blijkt uit de Verzamelverordening Participatiewet. Zij verzoekt tenslotte om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
4.
Overwegingen.
Eiseres heeft op 8 december 2020 gevraagd haar een IIT toe te kennen met terugwerkende kracht.
In artikel 36, derde lid, van de Participatiewet is bepaald dat indien aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, het verzoek wordt afgewezen.
Vaststaat dat aan eiseres per 3 november 2020 een IIT is toegekend en dat eiseres tegen die toekenning geen rechtsmaatregelen heeft aangewend. Er is dus sprake van een in rechte vaststaand besluit. Gelet op artikel 36, derde lid, van de Participatiewet kan dan pas weer recht op een IIT ontstaan per 3 november 2021. Eiseres heeft in beroep geen gronden aangevoerd tegen de weigering op grond van artikel 36, derde lid, van de Participatiewet.
Baanbrekers heeft terecht de aanvraag van eiseres afgewezen. Het beroep is op grond hiervan ongegrond.
Nu eiseres heeft verzocht om toekenning van IIT met terugwerkende kracht en Baanbrekers hierop is ingegaan in het bestreden besluit overweegt de rechtbank ten overvloede het volgende.
De inkomenstoeslag wordt toegekend vanaf de datum van de melding of wanneer er recht bestaat op inkomenstoeslag na de meldingsdatum per die (peil)datum. Uit artikel 44 van de Participatiewet en vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4431 en de uitspraak van 22 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2567, volgt dat dit artikel niet alleen van toepassing is op bijstandsaanvragen maar ook op aanvragen om een individuele inkomenstoeslag. Dit betekent dat in beginsel geen bijstand en ook geen individuele inkomenstoeslag wordt verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop men zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
Baanbrekers heeft beoordeeld of er bijzondere omstandigheden zijn. Baanbrekers stelt dat deze er niet zijn omdat Baanbrekers niet de verplichting heeft om uit eigen beweging uitkeringsgerechtigden te informeren of bijvoorbeeld aanvraagformulieren te sturen.
Eiseres stelt, kort gezegd, dat Baanbrekers haar ten onrechte niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid een IIT aan te vragen, terwijl duidelijk was dat zij aan de voorwaarden hiervoor voldeed. Volgens eiseres heeft Baanbrekers een actieve informatieplicht.
De vraag hier is of hetgeen eiseres naar voren heeft gebracht kan worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend, gelet op het volgende overwegingen.
Onbekendheid met regelgeving is geen omstandigheid die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt. Voor de conclusie dat Baanbrekers in dit verband tekort geschoten is in zijn informatieplicht naar eiseres toe, ziet de rechtbank geen aanleiding. Van een actieve informatieplicht van Baanbrekers over de IIT is in het onderhavige geval geen sprake. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de CRvB van 3 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3370. Dat eiseres niet van deze regeling op de hoogte was, komt voor haar rekening en risico.
De door eiseres genoemde rechtspraak van de CRvB betreft een andere situatie.
Het verkeren in bijstandbehoevende omstandigheden vormt volgens vaste rechtspraak ook geen bijzondere omstandigheid. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 november 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2835.
De beroepsgrond slaagt niet.
5.
Conclusie.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.
6.
Schadevergoeding.
Eiseres heeft verzocht om schadevergoeding op grond van artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wegens de lange duur van de procedure.
Het is vaste rechtspraak dat als uitgangspunt geldt dat de bezwaar- en beroepsfase tezamen niet langer mogen duren dan twee jaar. Daarbij mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar duren.
De rechtbank zal bezien of tussen de ontvangst van het bezwaarschrift bij Baanbrekers (op 22 december 2020) tot aan het moment van de te geven uitspraak van de rechtbank (op 27 januari 2023) een periode van twee jaar of meer is verstreken. Is dat het geval, dan zal worden bezien aan welke partij de overschrijding van die termijn van twee jaren is toe te rekenen.
Het bezwaarschrift is op 22 december 2020 ontvangen door Baanbrekers. Dit betekent dat de termijn van twee jaar is verstreken op 22 december 2022. Baanbrekers heeft tijdig op het bezwaar beslist.
De rechtbank doet uitspraak op 27 januari 2023. Daarvan uitgaande is de redelijke termijn met meer dan 1 maand overschreden. De vertraging is in overwegende mate aan de rechtbank te wijten.
Er bestaat recht op schadevergoeding van € 500,00 per overschrijding van een half jaar. Dit betekent dat eiseres recht heeft op een schadevergoeding van € 500,00. De overschrijding van de redelijke termijn wordt volledig toegerekend aan de beroepsfase, omdat de bezwaarfase niet langer dan een half jaar heeft geduurd. De Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) dient daarom € 500,00 aan eiseres te betalen. De rechtbank merkt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in zoverre mede aan als partij in dit geding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden (minister van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan eiseres van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 500,00.
Deze uitspraak is op 27 januari 2023 gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

In artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat het college op een daartoe strekkend verzoek van een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele inkomenstoeslag kan verlenen.
In het tweede lid is bepaald dat tot de omstandigheden, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval worden gerekend:
a. de krachten en bekwaamheden van de persoon; en
b. de inspanningen die de persoon heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.
In het derde lid is bepaald dat indien aan de persoon, bedoeld in het eerste lid, in de periode van 12 maanden onmiddellijk voorafgaande aan zijn verzoek, een individuele inkomenstoeslag is verleend, het verzoek wordt afgewezen.
Artikel 44, eerste lid, van de Participatiewet bepaalt dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop het recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.