In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 januari 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag (IIT) beoordeeld. Eiseres, die sinds september 2011 een bijstandsuitkering ontvangt, had op 3 november 2020 een aanvraag voor IIT ingediend, welke haar was toegekend. Echter, op 8 december 2020 diende zij opnieuw een aanvraag in, die door Baanbrekers werd afgewezen op basis van het feit dat zij slechts eenmaal per 12 maanden in aanmerking kan komen voor een IIT. Baanbrekers stelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij eiseres via videoverbinding aanwezig was. Baanbrekers was niet vertegenwoordigd. De rechtbank concludeert dat Baanbrekers terecht de aanvraag heeft afgewezen, omdat eiseres geen gronden heeft aangevoerd tegen de weigering op basis van artikel 36, derde lid, van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat onbekendheid met regelgeving geen bijzondere omstandigheid vormt die bijstandsverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt.
Eiseres heeft ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank constateert dat de redelijke termijn met meer dan een maand is overschreden en kent eiseres een schadevergoeding van € 500,00 toe, te betalen door de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid). De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiseres af, behalve de schadevergoeding.