In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 augustus 2022, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn bijstandsaanvraag beoordeeld. Eiser had op 15 december 2021 bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hilvarenbeek, dat hem per 24 augustus 2020 een bijstandsuitkering naar de norm kostendeler had toegekend. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat eiser de termijn voor het indienen van het bezwaar zou hebben overschreden.
De rechtbank heeft op 11 augustus 2022 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van het college. Eiser stelde dat hij het besluit van 15 september 2020 pas op 6 december 2021 per e-mail had ontvangen, en dat de bezwaartermijn pas op die datum begon te lopen. Het college daarentegen beweerde dat het besluit op 15 september 2020 was verzonden en dat het bezwaar dus te laat was ingediend.
De rechtbank oordeelde dat het college niet aannemelijk had gemaakt dat het besluit op de juiste wijze was verzonden. Aangezien het besluit niet aangetekend was verzonden en er geen deugdelijke verzendadministratie was, concludeerde de rechtbank dat het bezwaar tijdig was ingediend. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw inhoudelijk besluit op het bezwaar te nemen. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en de proceskosten aan eiser.