ECLI:NL:RBZWB:2023:6186
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, dat de kostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag parkeerbelasting had afgewezen. Na de intrekking van het beroep, omdat de heffingsambtenaar op 1 mei 2023 had medegedeeld dat alsnog een kostenvergoeding moest worden toegekend, verzocht de belanghebbende de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek. De heffingsambtenaar heeft erkend dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de heffingsambtenaar geheel aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door de kostenvergoeding alsnog toe te kennen. De rechtbank legt uit dat, volgens de wet, een bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De belanghebbende krijgt een vergoeding van € 357,25, inclusief het door hem betaalde griffierecht van € 50,-. Daarnaast is er recht op wettelijke rente indien de vergoeding niet tijdig wordt betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.