ECLI:NL:RBZWB:2023:6185
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure tegen heffingsambtenaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, dat betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Dit beroep werd ingetrokken nadat de heffingsambtenaar op 14 april 2023 het besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft erkend dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en heeft aangegeven dat er punten kunnen worden toegekend voor zowel de bezwaarfase als de beroepsfase.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar geheel aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door de naheffingsaanslag te vernietigen. De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij de waarde van de proceshandelingen in bezwaar en beroep is vastgesteld. De totale vergoeding bedraagt € 714,50, inclusief het griffierecht van € 50,- dat de heffingsambtenaar aan de belanghebbende moet vergoeden. Tevens is er recht op wettelijke rente indien de vergoeding niet tijdig wordt betaald.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de heffingsambtenaar om de gemaakte proceskosten te vergoeden en de mogelijkheid voor de belanghebbende om wettelijke rente te vorderen indien de betaling niet binnen vier weken na de uitspraak plaatsvindt.