ECLI:NL:RBZWB:2023:6184
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke belastingzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, dat betrekking had op een naheffingsaanslag parkeerbelasting. Dit beroep werd ingetrokken nadat de heffingsambtenaar op 14 april 2023 het besluit had ingetrokken. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De heffingsambtenaar heeft erkend dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en heeft aangegeven dat er punten kunnen worden toegekend voor de verschillende proceshandelingen.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar geheel aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door de naheffingsaanslag te vernietigen. Daarom wordt het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank legt uit hoe de proceskostenvergoeding is berekend, waarbij rekening is gehouden met de waarde van de proceshandelingen en de toepassing van een wegingsfactor. De totale vergoeding voor de belanghebbende bedraagt € 714,50, inclusief het griffierecht van € 50,-. Tevens is er recht op wettelijke rente indien de vergoeding niet tijdig wordt betaald. De uitspraak benadrukt de verplichting van de heffingsambtenaar om de kosten te vergoeden en de mogelijkheid voor belanghebbende om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.