ECLI:NL:RBZWB:2023:6183
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, waarin zijn verzoek om kostenvergoeding voor een naheffingsaanslag parkeerbelasting was afgewezen. Na intrekking van het beroep, omdat de heffingsambtenaar op 1 mei 2023 had medegedeeld dat er alsnog een kostenvergoeding moest worden toegekend, verzocht de belanghebbende de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek. De heffingsambtenaar heeft erkend dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar inderdaad aan de belanghebbende is tegemoetgekomen door te erkennen dat er een kostenvergoeding had moeten worden toegekend in de bezwaarfase.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent een vergoeding toe van in totaal € 357,25, inclusief het griffierecht van € 50,-. Tevens wordt bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet binnen vier weken na de uitspraak wordt betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.