ECLI:NL:RBZWB:2023:6181

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 september 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
BRE 22/4570
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, waarin zijn verzoek om proceskostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting was afgewezen. Na de intrekking van het beroep, heeft de heffingsambtenaar op 14 maart 2023 aangegeven dat er alsnog proceskosten moeten worden toegekend voor de bezwaarfase. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de heffingsambtenaar heeft aangegeven dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de heffingsambtenaar op 14 maart 2023 erkend dat er in de bezwaarfase een proceskostenvergoeding had moeten worden toegekend, wat betekent dat de heffingsambtenaar aan de belanghebbende is tegemoetgekomen.

De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de bezwaarfase is een vergoeding van € 148 vastgesteld en voor de beroepsfase € 209,25. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft ook bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet binnen vier weken na de uitspraak wordt betaald. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van in totaal € 357,25 aan proceskosten aan de belanghebbende.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4570

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 13 september 2022. Het beroep ziet op de afwijzing van een kostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar inzake de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] . Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de heffingsambtenaar op 14 maart 2023 heeft medegedeeld dat er alsnog proceskosten moeten worden toegekend voor de bezwaarfase.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft de rechtbank meegedeeld dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 27 september 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende gegrond is verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. De heffingsambtenaar heeft op 14 maart 2023 medegedeeld dat er in de bezwaarfase een proceskostenvergoeding had moeten worden toegekend. Hiermee is de heffingsambtenaar tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de heffingsambtenaar aan belanghebbende vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep gevraagd om vergoeding van de proceskosten. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296,-. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend. Omdat de zaak een licht gewicht heeft, is op de waarde de factor 0,50 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 148. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. Gelet op de eenvoud en het geringe gewicht van de zaak alsmede de geringe werkbelasting van de gemachtigde ziet de rechtbank aanleiding om factor 0,25 toe te passen. De vergoeding voor de beroepsfase bedraagt dan € 209,25.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de heffingsambtenaar verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de heffingsambtenaar wenden.
Wettelijke rente
7. Belanghebbende heeft aanspraak gemaakt op vergoeding van rente. De rechtbank honoreert die aanspraak in zoverre dat beslist is dat recht bestaat op een vergoeding van wettelijke rente indien het griffierecht en/of de proceskostenvergoeding niet aan belanghebbende wordt uitbetaald binnen vier weken na de datum van deze uitspraak [4] .

Beslissing

De rechtbank:
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 357,25 aan proceskosten aan belanghebbende;
- beslist dat, voor zover de proceskostenvergoeding en/of de vergoeding van het griffierecht niet tijdig wordt betaald, de wettelijke rente daarover in zoverre is gaan lopen vier weken na de datum waarop deze uitspraak is gedaan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 13 september 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
(De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.)
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.
4.Hoge Raad 21 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2358