ECLI:NL:RBZWB:2023:6181
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, waarin zijn verzoek om proceskostenvergoeding bij de uitspraak op bezwaar inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting was afgewezen. Na de intrekking van het beroep, heeft de heffingsambtenaar op 14 maart 2023 aangegeven dat er alsnog proceskosten moeten worden toegekend voor de bezwaarfase. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de heffingsambtenaar heeft aangegeven dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de heffingsambtenaar op 14 maart 2023 erkend dat er in de bezwaarfase een proceskostenvergoeding had moeten worden toegekend, wat betekent dat de heffingsambtenaar aan de belanghebbende is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Voor de bezwaarfase is een vergoeding van € 148 vastgesteld en voor de beroepsfase € 209,25. Daarnaast is de heffingsambtenaar verplicht om het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank heeft ook bepaald dat wettelijke rente verschuldigd is indien de proceskostenvergoeding en/of het griffierecht niet binnen vier weken na de uitspraak wordt betaald. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van in totaal € 357,25 aan proceskosten aan de belanghebbende.