ECLI:NL:RBZWB:2023:6180
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding in belastingzaak na intrekking beroep
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding beoordeeld. De belanghebbende had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Breda, waarin zijn verzoek om kostenvergoeding bij de naheffingsaanslag parkeerbelasting was afgewezen. Na de intrekking van het beroep, omdat de heffingsambtenaar had aangegeven dat er alsnog een kostenvergoeding moest worden toegekend, verzocht de belanghebbende de rechtbank om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarop de heffingsambtenaar heeft aangegeven dat er aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener tegemoet is gekomen, de bestuursrechter op verzoek kan oordelen over de proceskosten. In dit geval heeft de heffingsambtenaar op 17 april 2023 erkend dat er in de bezwaarfase een kostenvergoeding had moeten worden toegekend, wat betekent dat de heffingsambtenaar aan de belanghebbende is tegemoetgekomen.
De rechtbank heeft de proceskostenvergoeding berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De belanghebbende krijgt een vergoeding van € 357,25, inclusief het griffierecht van € 50,-. Tevens is er recht op wettelijke rente indien de vergoeding niet tijdig wordt betaald. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.