ECLI:NL:RBZWB:2023:6176
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kostenvergoeding voor bezwaarfase inzake naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 november 2022, die betrekking had op de kostenvergoeding voor de bezwaarfase inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemachtigde van de belanghebbende stelde dat de uitspraak op bezwaar pas op 10 januari 2023 per e-mail bekend was gemaakt, waardoor de beroepstermijn later zou zijn gaan lopen. De rechtbank oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was van de zijde van de heffingsambtenaar dat de uitspraak op bezwaar eerder bekend was gemaakt. Hierdoor ging de rechtbank uit van de stelling van de gemachtigde dat het beroep tijdig was ingesteld.
De rechtbank overwoog dat de bekendmaking van een besluit geen voorwaarde is voor de totstandkoming ervan. Er waren geen aanwijzingen dat het besluit niet in 2022 tot stand was gekomen. De heffingsambtenaar had bij de beslissing inzake de kostenvergoeding terecht het tarief gehanteerd dat gold in 2022. De rechtbank concludeerde dat de stelling van de belanghebbende niet kon slagen en dat het beroep kennelijk ongegrond was. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en maakte de uitspraak openbaar op www.rechtspraak.nl.