ECLI:NL:HR:2021:709
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Geldigheid van verdagingsbesluit en bewijs van elektronische verzending in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 mei 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de geldigheid van een verdagingsbesluit dat per e-mail was verzonden. De belanghebbende, vertegenwoordigd door J. van Gemert, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting die op 14 augustus 2017 was opgelegd door de gemeente Eindhoven. Na het indienen van het bezwaar op 25 september 2017, ontving de belanghebbende een ontvangstbevestiging van de gemeente. De heffingsambtenaar heeft echter pas op 16 februari 2018 uitspraak gedaan op het bezwaar, waarna de belanghebbende de heffingsambtenaar in gebreke stelde wegens het niet tijdig beslissen.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat de ingebrekestelling prematuur was en dat de heffingsambtenaar geen dwangsom verschuldigd was. De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag behandeld of het verdagingsbesluit geldig was, en of de heffingsambtenaar de verzending van de e-mail kon bewijzen. De Hoge Raad concludeerde dat voor de geldigheid van een verdagingsbesluit niet vereist is dat het de belanghebbende heeft bereikt, maar dat het bestuursorgaan dit besluit binnen de geldende beslistermijn aan het juiste e-mailadres heeft verzonden.
De Hoge Raad oordeelde dat de heffingsambtenaar de verzending van de e-mail aannemelijk had gemaakt en dat de betwisting van ontvangst door de belanghebbende niet geloofwaardig was. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en bevestigde daarmee het oordeel van het Hof dat het verdagingsbesluit tijdig was bekendgemaakt en in werking was getreden. De proceskosten werden niet toegewezen.