ECLI:NL:RBZWB:2023:6164
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen kostenvergoeding voor bezwaarfase naheffingsaanslag parkeerbelasting
Op 8 september 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Breda. De belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 28 november 2022 is gedaan, met betrekking tot de kostenvergoeding voor de bezwaarfase inzake een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De gemachtigde van de belanghebbende stelde dat de uitspraak op bezwaar pas op 10 januari 2023 per e-mail bekend is gemaakt, waardoor de beroepstermijn later zou zijn gaan lopen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was van de zijde van de heffingsambtenaar dat de uitspraak op bezwaar eerder bekend is gemaakt. Hierdoor ging de rechtbank ervan uit dat het beroep tijdig was ingesteld.
De rechtbank oordeelde dat de stelling van de belanghebbende over de hoogte van de proceskostenvergoeding niet kon slagen. De bekendmaking van een besluit is geen voorwaarde voor de totstandkoming daarvan. Er waren geen aanwijzingen dat het besluit niet in 2022 tot stand was gekomen, en de heffingsambtenaar had terecht het tarief gehanteerd dat gold in 2022. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk ongegrond en er bestond geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De rechtbank heeft de zaak afgesloten zonder verdere zitting, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.